wegen en inhoud

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

doel van de les

 Weten wij het verschil tussen de verschillende materialen om te wegen en kennen wij de afkortingen.

Waar kunnen wij suiker mee wegen

1. personeneweegschaal
2. litermaat
3. maatbeker
4. keukenweegschaal

Hoe noemen we dit?

1. lepels
2. maatlepels
3. lepelset
4. bestek

Hoe noemen we dit apparaat?

1. weegschaal
2. personenweegschaal
3. maatbeker
4. keukenweegschaal

Waar staat de afkorting gr. voor

1. groot
2. kilogram
3. gram
4. milligram

Waar staat de afkorting kg voor ?

1. gram
2. kleutergedrag
3. krijgen
4. kilogram

Hoeveel weegt een pak suiker?

1. 1000 gram
2. 10 gram
3. 100 gram
4. 10000 gram

Waar staat de afkorting cl. voor

1. clematis
2. liter
3. centiliter
4. milliliter

           Omrekenen! 

dat is best wel moeilijk

Hoeveel gram zit er in 1 kilogram?

1 kilo(gram) staat helemaal bovenaan.

Je gaat van kilo in 3 stapjes naar beneden.

Per stapje komt er één 0 bij dus....

1 kg is 10 hg is 100 dag is 1000 gram.

Dus:

1 kilo is 1000 gram

We gaan oefenen:

4 kg =     gram               1000 gr =     kg

6 kg =     gram               6000 gr =    kg

10 kg=     gram               20.000 gr =   kg