(2B1) Leefstijl en Infectieziekten

Planning voor vandaag
- Hoofdstuk 1: Gezondheid en ziekte
- Maken opdrachten paragraaf 1
- Infectieziekten
- Maken opdrachten paragraaf 2
- Einde van de les en Plenda invullen



1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Planning voor vandaag
- Hoofdstuk 1: Gezondheid en ziekte
- Maken opdrachten paragraaf 1
- Infectieziekten
- Maken opdrachten paragraaf 2
- Einde van de les en Plenda invullen



Slide 1 - Diapositive

Pak je laptop erbij
Ga naar www.lessonup.com

Voer de code in:

Daarna kom je in de les terecht.

Slide 2 - Diapositive

Thema 1: Je gezondheid
- Gezondheid en ziekte (week 1)
- Infectieziekten (week 1)
- Alcohol (week 2)
- Roken (week 2)
- Drugs (week 3)
- Wetten, regels en hulp (week 3)
- Zorgen (week 4)                                     - Professionele zorg (week 4)




Slide 3 - Diapositive

Lesdoel en terugblik
-We zoeken naar de betekenis van het woord leefstijl, leren hoe we gezond kunnen leven en verbeteren onze keuzes!

- Wat is het verschil tussen
geestelijk, lichamelijk en sociaal ziek
zijn?

Slide 4 - Diapositive

Waar denk je aan bij ziekte?

Slide 5 - Carte mentale

1.1 Gezondheid en ziekte
Ziek zijn of worden kan meerdere oorzaken hebben:
- erfelijk (van je ouders gekregen)
- aangeboren (bij de geboorte aanwezig)
- invloeden uit je omgeving (stoffen en ziekteverwekkers)
- mensen uit je omgeving

Slide 6 - Diapositive

1.1 Gezondheid en ziekte
Je kan een ziekte of handicap niet altijd voorkomen.
Door je leefstijl aan te passen, verklein je de kans op sommige ziekten.

Je leefstijl is je manier van leven en bepaalt je gezondheid.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Noem een voorbeeld van een leefstijlziekte?

Slide 9 - Carte mentale

Longen van roker en niet roker

Slide 10 - Diapositive

Leefstijl
  • Je leefstijl is de manier van leven en alles wat je doet en kiest. Als je gezond leeft heb je minder kans op ziekten.
  • Bijv: longkanker, slechte tanden of hart en vaat ziekten.
  • Gevolgen ontstaan na een lange tijd.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Basisstof 2
- Wat betekend het begrip leefstijl?
- Wat betekend het begrip leefstijl ziekte?
-Is slechtziendheid een leefstijlziekte? 
En verstandelijke handicap?

Slide 14 - Diapositive

Vragen
1. Wat eet jij in je lunchpauze, neem je eten mee? 

2. Denk jij na over gezonde voeding?


Slide 15 - Diapositive

Wat eet je in je lunchpauze?, neem je eten mee? Denk jij na over gezonde voeding?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Vidéo

1.1 gezondheid en ziekte
Je verkleint de kans op een leefstijlziekte door je eigen gedrag aan te passen op het gebied van:
- voedsel, beweging en persoonlijke verzorging
- roken, alcohol- en drugsgebruik
- je gedrag in het verkeer
- je vermijdt risicofactoren

Slide 18 - Diapositive

Pak je laptop erbij
Maken opdracht 1 t/m 10 van paragraaf 1, gezondheid en ziekte.

Klaar? Verder met opdracht over gezond leven.
Klascode: 620729

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Infectieziekten

Slide 21 - Diapositive

leerdoelen vandaag (1.2)
Aan het einde van de les:
- kan je aangeven wat infectieziekten zijn en waardoor ze worden veroorzaakt
- kan je aangeven hoe ziekteverwekkers in je lichaam komen en hoe je de kans op infectieziekten verkleint
- kan je aangeven hoe het lichaam zichzelf beschermt tegen infectieziekten
- je kan aangeven hoe immuniteit ontstaat en welke soorten immuniteit er zijn

Slide 22 - Diapositive

1.2 Infectieziekten
infectiezieken: ziekten waarmee je anderen kunt besmetten

De ziekteverwekkers komen uit je omgeving.
Voorbeelden van ziekteverwekkers:
- virussen
bacteriën

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Bacterie en virus
  • Besmet worden betekend dat ziekteverwekkers in je lichaam komen.
  • Ziekteverwekkers zijn bacteriën en virussen. 
  • Ze worden meer door te delen.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Lien

  • Virussen zijn kleiner dan bacteriën.
  • Een virus kun je alleen zien met een speciale microscoop.
  •  Virussen delen in een cel.

  • Bacteriën kunnen goed of slecht zijn.
  • Bestaan uit één cel, maar kunnen meer worden doordat ze delen.
  • Kun je met het oog zien.

Slide 27 - Diapositive

Hoe komen ziekteverwekkers in je lichaam?

Slide 28 - Question ouverte

Hoe komen ze in je lichaam?
   Eten & drinken             Inademen lucht              Vrijen                      Besmette naald

Slide 29 - Diapositive

1.2 Infectieziekten
Bij een infectie dringen ziekteverwekkers je lichaam binnen.
Vervolgens delen ze zich en veroorzaken ze een ontsteking.

Eerst ben je nog niet ziek (heb je nog geen ziekteverschijnselen), maar dan kan je al wel andere mensen besmetten!!
Na een poosje wordt je ziek.


Slide 30 - Diapositive

1.2 Infectieziekten
Ziekteverwekkers kunnen op verschillende manieren in je lichaam komen:
- eten en drinken
- ingeademde lucht
- vrijen (onveilige seks)
- besmette naalden

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

1.2 Infectieziekten
Je kan een infectie voorkomen door een goede hygiene:
- lichaam
- kleding
- omgeving
- voedsel

Slide 33 - Diapositive

1.2 Infectieziekten
Stoffen die niet in je lichaam thuishoren noem je lichaamsvreemde stoffen.

Bij een infectie komen lichaamsvreemde stoffen in je lichaam.

Witte bloedcellen zijn belangrijk bij het bestrijden van infecties. Witte bloedcellen zijn onderdelen van het bloed.




Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

1.2 Infectieziekten
Sommige witte bloedcellen maken antistoffen tegen ziekteverwekkers.

Vechten in je lichaam tegen de ziekte!

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

1.2 Infectieziekten
Ziekteverwekkers bevatten verschillende lichaamsvreemde stoffen.
Elk soort antistof werkt maar tegen één soort ziekteverwekker (mazelen)

Antistoffen blijven langere tijd in je bloed. Ook onthouden de witte bloedcellen hoe een antistof moet worden gemaakt. De antistof wordt meteen gemaakt bij een volgende besmetting met dezelfde ziekteverwekker. Je wordt niet ziek. Je bent immuun voor de ziekte.
--> In gevecht tegen de ziekte!!





Slide 38 - Diapositive

1.2 Infectieziekten
Er bestaan 2 soorten immuniteit:

- natuurlijke immuniteit: iemand is eerst ziek geweest door een bepaalde ziekte

Slide 39 - Diapositive

1.2 Infectieziekten
Er bestaan 2 soorten immuniteit:

- kunstmatige immuniteit: door vaccinatie (inenting)

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Vidéo

Preventie ziekten
  • Preventie ?
  • Voorkom besmetting door hygiëne:

  1. Je lichaam schoon houden
  2. Je huis en je kleren schoon houden
  3. Schoon werken als je voedsel klaar maakt

Slide 42 - Diapositive

Afsluitend:

Slide 43 - Diapositive

Pak je laptop erbij
Maken opdracht 11 t/m 17 van paragraaf 2, infectieziekten

Klaar? Verder met opdracht over gezond leven.

Slide 44 - Diapositive

MINDMAP
Maak een mindmap van paragraaf 1 en 2.
Verwerk hier de dikgedrukte woorden en maak een overzicht.
LET OP! 
Je krijg hier punten voor op je toets.

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Diapositive

Leerdoelen behaald?
Aan het einde van de les:
- kan je aangeven wat infectieziekten zijn en waardoor ze worden veroorzaakt
- kan je aangeven hoe ziekteverwekkers in je lichaam komen en hoe je de kans op infectieziekten verkleint
- kan je aangeven hoe het lichaam zichzelf beschermt tegen infectieziekten
- je kan aangeven hoe immuniteit ontstaat en welke soorten immuniteit er zijn

Slide 47 - Diapositive

Volgende week:
Alcohol 
&
Roken

Vergeet je laptop niet voor deze les.

Huiswerk: paragraaf 1: opdracht 1 t/m 10 gemaakt
                      





Slide 48 - Diapositive