Extra les over lenzen

"oog en bril"
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

"oog en bril"

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt de onderdelen van het oog benoemen.
  • Je kunt de functie van de pupil uitleggen.
  • Je kunt uitleggen wat accommoderen van de ooglens is.
  • Je kunt uitleggen welke lens bijziendheid kan corrigeren.
  • Je kunt uitleggen welke lens verziendheid kan corrigeren.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

De belangrijkste onderdelen van het oog

Slide 4 - Diapositive

Het beeld komt ondersteboven op het netvlies.

Slide 5 - Diapositive

  • Pupil is de opening in de iris (de gekleurde gedeelte van de oog)
  • Veel licht - pupil klein
  • Weinig licht - pupil groot

Slide 6 - Diapositive

accommoderen
Als een voorwerp dichterbij komt wordt de lens boller.

Accommoderen : lens platter of boller maken

Slide 7 - Diapositive

Hoe dichterbij het voorwerp, hoe boller de lens.

Slide 8 - Diapositive

Bijziend
  •  De ooglens is te sterk of oogkas te lang.
  • Hierdoor kan je voorwerpen in de verte slecht zien. DichtBIJ kun je goed ZIEN.
  • Je hebt een negatieve lens nodig

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Verziend
  • De ooglens is te zwak of oogkas te kort.
  • Je kan voorwerpen vlakbij slecht zien, veraf goed.
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen

Slide 13 - Quiz

Bij veel licht is de pupil
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen invloed op pupil

Slide 14 - Quiz

Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens de lens verstellen?
A
Revalideren
B
Accommoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 15 - Quiz

Wat is het probleem als je bijziend bent ?
A
Ooglens is te sterk
B
Ooglens is te zwak

Slide 16 - Quiz

Welke lens heb je nodig als je bijziend bent ?
A
negatief
B
positief

Slide 17 - Quiz