Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Much, many, a lot of, lots of
Slide 1 - Diapositive
Much of many?
Much en many betekenen allebei ‘veel’. Bij dingen die je kunt tellen, gebruik je many. Bij dingen die je niet kunt tellen, zoals vloeistoffen, geld etc. gebruik je much:
bv.: I haven't got many shoes.
There is much money in his bag.
Slide 2 - Diapositive
A lot of / lots of
In plaats van much / many wordt ook a lot of / lots of gebruikt. Maar dan wel in bevestigende zinnen, dus niet in vragen of ontkenningen:
There are lots of/ a lot of sweets in the bowl.
A lot of/ lots of people came to the concert.
MAAR:
There aren'tmany sweets left.
Slide 3 - Diapositive
En ook:
Na woorden als so, too en how moet je, ook in bevestigende zinnen, much / many gebruiken:
I know howmuch work you have done.
There are only somany hours in a day.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
We have ... oranges.
A
much
B
many
C
a lot of/ lots of
D
B en C
Slide 6 - Quiz
We don't have ... bananas, and we don't have ... fruit juice.