Verdienen en uitgeven 1.4 en 1.5

Welkom
5 HAVO ECONOMIE  ||  2022-2023
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
5 HAVO ECONOMIE  ||  2022-2023

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Vorige les
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn de productiefactoren en de bijbehorende beloning?

Slide 3 - Question ouverte

Op welke twee manieren kun je de toegevoegde waarde berekenen?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is geen overdrachtsinkomen?
A
Huurtoeslag
B
Studiefinanciering
C
Rente
D
WW uitkering

Slide 5 - Quiz

Vorige les:
Inkomen uit arbeid en inkomen uit bezit
Inkomen uit arbeid
  • Loon
Inkomen uit bezit
  • Winst, rente, huur en pacht

Hoe zit dat nu met de zelfstandigen? --> Toegerekend loon zelfstandigen. 

Slide 6 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de les
De koopkrachtverandering berekenen. 
Toelichten waarom de omvang van het bruto binnenlands product een beperkte maatstaf is voor het meten van de welvaart. 

Slide 7 - Diapositive

Waar is een verandering van de koopkracht binnen een land van afhankelijk?
A
Verandering inkomen
B
Verandering van de sterke van je munt
C
Hoe duur producten zijn.
D
Verandering inkomen en verandering prijzen

Slide 8 - Quiz

Nominaal inkomen
--> Inkomen gemeten in geld. 
2015: 765,30 miljard USD
2019: 907,1 miljard USD

Met hoeveel procent is het bbp gestegen?
Betekent dit ook dat Nederlanders zoveel procent meer hebben kunnen kopen?

Slide 9 - Diapositive

Van nominaal naar reëel inkomen

→ stijging van het inkomen in geld. 
Reëel → Afhankelijk van de hoogte van inflatie. 

Als je nominaal inkomen stijgt met 10% en de inflatie is 10%. Dan blijft je reële inkomen gelijk. Ofwel je koopkracht blijft gelijk. 


Slide 10 - Diapositive

Rekenen met indexcijfers
Het inkomen stijgt met 5%. De algemene prijsstijging is 3%. 
Snel uitgerekend kun je dan 5% - 3% = 2% meer kopen → 2 procentpunten. 
Juiste berekening --> Ric = Nic : pic x 100

105 : 103 x 100 = 101,9 → ofwel 1,9%
Het indexcijfer 100 → basis
Een stijging geeft een indexcijfer boven de 100. 
Wat wordt het indexcijfer als we deflatie hebben van 4%?

Slide 11 - Diapositive

Mo krijgt een loonsverhoging van 2%. De inflatie in het land is 3%. Met hoeveel procent veranderd de koopkracht?

Slide 12 - Question ouverte

Wat betekent welvaart?

Slide 13 - Question ouverte

Welvaart meten
De mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien.

--> reëel Inkomen/bbp per hoofd vergelijken.

Slide 14 - Diapositive

India heeft een BBP van 3 biljoen USD. Nederland van 907,1 miljard USD. Waarom kunnen we niet zeggen dat India welvarender is?

Slide 15 - Question ouverte

Nadelen reëel inkomen per hoofd als maatstaf voor welvaart
  • Zegt weinig over de verdeling.
  •  Informele productie wordt niet meegeteld -->  vrijwilligerswerk, huishoudelijk werk en zwart werk.
  •  Er wordt ook productie meegeteld wat niet zorgt voor welvaart. Bijvoorbeeld; ongeluk.
  • Externe effecten worden niet meegenomen.
  • Uitputting van hulpbronnen niet meegenomen. 

Slide 16 - Diapositive

HDI 

Human Development Index
  • Bbp
  • Volksgezondheid (levensverwachting)
  • Niveau van scholing
Groene bbp

Rekening houden met natuur, milieu en duurzaamheid. 

Slide 17 - Diapositive

Aan de slag
Maken t/m 1.12
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 18 - Diapositive

De deflatie is 2%. Kira haar inkomen stijgt met 3%. Met hoeveel procent verandert haar koopkracht?

Slide 19 - Question ouverte

Beperkingen bbp als maatstaf?

Slide 20 - Carte mentale