H42 5. Juni

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Herzlich Willkommen!

Diese Stunde: Wiederholung Modalverben im Präsens und im Präteritum (Kapitel 3 und 4)

Welke werkwoorden zijn Modalverben?

1. machen, wohnen, lernen
2. trainieren, fotografieren telefonieren
3. müssen, können, wissen
4. gehen, stehen, geben

#De ich-vorm en de er/sie/es-vorm van modalverben zijn gelijk
* De ich-vorm en de wir-vorm van de modalverben zijn gelijk

1. # is juist en * is juist
2. # is niet juist en * is niet juist
3. # is niet juist en * is juist
4. # is juist en * is niet juist

Wat is het kenmerk van Modalverben?

1. de klinker in de stam bij enkelvoud verandert...
2. de klinker blijft in de stam altijd hetzelfde...
3. alleen du heeft een uitgang (-st)
4. meervoud is zoals bij regelm. werkwoorden...

Welke persoonlijke voornaamwoorden krijgen géén uitgang bij Modalverben?

1. Wir und Sie
2. Ihr und Er/sie/es
3. Ich und Wir
4. Ich und Er/sie/es

Die Modalverben im Präsens

(kunnen) ... ihr die Modalverben bilden?

(weten) Auch der Lehrer ... die Antwort nicht.

(willen) Wer ... uns mal helfen?

(moeten) Die Kinder ... jetzt gehen, sonst kommen sie zu spät.

(mogen) Du ... die Lehrerin nicht, oder?

(mogen) Wir ... wieder ins Schwimmbad gehen!

(moeten) Er ... sich am Schalter melden.

Modalverben im Präteritum

ich

du

er

wir

ihr

sie

können	dürfen	mögen	müssen	sollen	wollen	wissen
konnte	durfte	mochte	musste	sollte	wollte	wusste
konntest	durftest	mochtest	musstest	solltest	wolltest	wusstest
konnte	durfte	mochte	musste	sollte	wollte	wusste
konnten	durften	mochten	mussten	sollten	wollten	wussten
konntet	durftet	mochtet	musstet	solltet	wolltet	wusstet
konnten	durften	mochten	mussten	sollten	wollten	wussten

(kunnen) ... ihr die Modalverben bilden?

(weten) Auch der Lehrer ... die Antwort nicht.

(willen) Wer ... euch helfen?

(moeten) Die Kinder ... gehen, sonst kamen sie zu spät.

(mogen) Du ... die Lehrerin nicht, oder?

(mogen) Gestern ... wir wieder ins Schwimmbad gehen!

(moeten) Er ... sich am Schalter melden.

Modalverben im Perfekt

können: ich habe gekonnt

dürfen: du hast gedurft

mögen: er hat gemocht

müssen: wir haben gemusst

sollen: ihr habt gesollt

wollen: sie haben gewollt

wissen: Sie haben gewusst

Heb je nog vragen, opmerkingen over de modale werkwoorden?

Verdieping

Voor de volgende opdrachten heb je je boek op bladzijde 199 nodig. 

Maak zelf een zin met daarin minimaal 1 modaal werkwoord in de tegenwoordige tijd én 2 woorden uit de Lernliste op bladzijde 199 van je boek.

Maak zelf een zin met daarin minimaal één modaal werkwoord in het voltooid deelwoord én minimaal 2 woorden uit de Lernliste op bladzijde 199.

Maak zelf een zin met daarin minimaal 1 modaal werkwoord in de verleden tijd. Je zin moet gaan over iets dat jij deze week hebt meegemaakt.

Das war's!

Niet vergeten: Boekje Tschick ophalen + lezen

Aanbevelingen:

https://deutsch.lingolia.com/de/grammatik/verben/modalverben/uebungen  (oefenen met de modale werkwoorden)

https://www.youtube.com/watch?v=Ph5NOf-di18 (trailer van de film Tschick, om een beetje een beeld te krijgen van het boekje)