herhaling hoofdstuk 4

Kapitel 4 Luzern



Herhaling van alle grammatica uit hoofdstuk 4
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Kapitel 4 Luzern



Herhaling van alle grammatica uit hoofdstuk 4

Slide 1 - Diapositive

vandaag: Herhaling
Vandaag hebben we het over alle grammatica onderdelen uit Kapitel 4: Luzern. Hulpmiddelen die je mag gebruiken:
- Schrift
- Je boek

Slide 2 - Diapositive

Teil 1
Voltooid deelwoord met zwakke werkwoorden

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Diapositive

spielen

Slide 6 - Question ouverte

tanzen

Slide 7 - Question ouverte

machen

Slide 8 - Question ouverte

lernen

Slide 9 - Question ouverte

reisen

Slide 10 - Question ouverte

suchen

Slide 11 - Question ouverte

Der Hund hat _______. (bellen)

Slide 12 - Question ouverte

Gestern haben wir _______ (tanzen) in die Disko.

Slide 13 - Question ouverte

Was hast du ______? (fragen)

Slide 14 - Question ouverte

Ich habe Musik ________. (hören)

Slide 15 - Question ouverte

sein

Slide 16 - Question ouverte

haben

Slide 17 - Question ouverte

Teil 2
modale hulpwerkwoorden

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

maaaaaar.....
Een hulpwerkwoord wordt altijd vervoegd: idewis
ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie.
 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Ich ….. gerne Eis.
Nein, ich ….. noch nicht in die Disko gehen.

Ich …. sehr gut schwimmen.
Ich …. Morgen zu Hause bleiben!
mag
darf
kann
darf

Slide 25 - Question de remorquage

Ich _____ heute Abend ins Kino gehen. (mogen)

Slide 26 - Question ouverte

Er _____ gut Deutsch sprechen. (kunnen)

Slide 27 - Question ouverte

Sie (v) _____ gern Schokolade. (lusten)

Slide 28 - Question ouverte

Ich _____ nicht lange aufbleiben. (mogen)

Slide 29 - Question ouverte

Wir _____ nächste Woche in den Urlaub fahren. (kunnen)

Slide 30 - Question ouverte

Sie (mv) _____ gerne italienisches Essen. (lusten)

Slide 31 - Question ouverte

mögen is...
A
dat je iets leuk vind, of lekker vind.
B
Dat je iets mag doen.

Slide 32 - Quiz

Bij welke vorm hebben modale werkwoorden geen uitgang?
A
ich en du
B
ich en er/sie/es
C
ich en wir
D
er/sie/es en ihr

Slide 33 - Quiz

Wat betekent het modale werkwoord: dürfen?
A
moeten
B
durven
C
mogen ( aardig vinden)
D
mogen ( toestemming hebben)

Slide 34 - Quiz

____________ ich die Modalverben bilden?
A
Könn
B
Konn
C
Kann
D
Könne

Slide 35 - Quiz

____________ ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Konntet
D
Könntet

Slide 36 - Quiz

Du .... (kunnen) morgen mit fahren.

Slide 37 - Question ouverte

Teil 3
im, am, um

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Tijdsbepalingen
1. im →  Als je wilt zeggen in welke maand/ seizoen iets gebeurt.
2. am →  Als je wilt zeggen in welke datum /dag vd week/dagdeel iets gebeurt. 
3. um →  Als je wilt zeggen om hoe laat iets gebeurt.  

Slide 40 - Diapositive

im, am, um
seizoen
maand
dag van de week
datum
tijdstip
im
im
am
am
um

Slide 41 - Question de remorquage

Mein Fußballtraining ist ... Dienstag... 20.00 Uhr.
A
am, um
B
im, um
C
um, am
D
um, im

Slide 42 - Quiz

..... Winter ist es kalt.
A
um
B
im
C
am

Slide 43 - Quiz

... Mai habe ich Geburtstag.
A
im
B
am
C
um

Slide 44 - Quiz

... 23. September gibt es eine große Party.
A
im
B
am
C
um

Slide 45 - Quiz

Klaar? 
Online boek: woordjes oefenen.

Slide 46 - Diapositive