Herhaling H3

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke signaalwoorden horen er bij een voorbeeldgevend tekstverband?
A
dus, daarom, concluderend, kortom
B
doordat, daardoor, met als gevolg van
C
zoals, bijvoorbeeld, zo, ter illustratie
D
ten eerste, daarna, vervolgens, ook

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

meervouden

Wat is het meervoud van technologie?
A
technologies
B
technologieën
C
technologiën
D
technologieeën

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

6. meervouden

Wat is het meervoud van rotzooi?
A
rotzoois
B
rotzooien
C
rotzooiën
D
rotzooi

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer schrijf je een meervoud met - 's?
A
afkortingen die niet eindigen op -x of -s
B
woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u en -y

Slide 10 - Quiz

afkortingenen die niet eindigen op een -x of -s krijgen 's: dvd - dvd's
woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u en -y en waarbij anders de uitspraak verandert.
Welke meervoudsregel hoort erbij?



alinea
timer
0:10
A
meervoud op -'s
B
meervoud op -s

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke meervoudsregel hoort erbij?



camera
A
meervoud op -'s
B
meervoud op -s

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke meervoudsregel hoort erbij?



huissleutel
A
meervoud op -'s
B
meervoud op -s

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke meervoudsregel hoort erbij?



asperge
A
meervoud op -'s
B
meervoud op -s

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke meervoudsregel hoort erbij?



aardbei
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn verwijswoorden?
A
Maar, omdat, hierom
B
Hij, zij, die
C
Zijn, worden, hebben
D
De, het, een

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

.
Hoeveel verwijswoorden spot je in het onderstaande tekstje?

Tuur heeft helemaal geen zin om te koken, maar hij heeft het zijn moeder beloofd. Met tegenzin pakt hij de pan uit de kast. Dan gaat hij op zoek naar de aardappels. Die moeten eerst maar geschild worden. 
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zoek uit waar de verwijswoorden naar verwijzen.

Vorig jaar gingen we een kitten halen op een boerderij. Het sneeuwde.. Ik herinner me DEZE GEBEURTENIS nog heel goed, omdat ik toen zo blij was.
A
de boerderij
B
het ophalen van de kitten
C
hoe blij ik was
D
dat het sneeuwde

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de toets kan zo'n vraag komen: Waarnaar verwijst het verwijswoord 'dat' in alinea... . Waar zoek je dan in de tekst??
A
een verwijswoord verwijst je naar het volgende deel van de tekst
B
een verwijswoord verwijst naar iets dat eerder in de tekst genoemd is

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voltooid deelwoord?
A
heel werkwoord
B
persoonsvorm
C
ge-be-her-ver-ont woorden
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke zinnen staan een voltooid deelwoord?
A
Ik speel voetbal
B
Ik heb voetbal gespeeld
C
Ik zit op dans
D
Ik heb op dans gezeten

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk van de zinnen staat een voltooid deelwoord?
A
Er gebeuren rare dingen.
B
Dat gebeurt nou eenmaal.
C
Er is iets heel raars gebeurd.

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk van de zinnen staat een voltooid deelwoord?
A
Ik heb de les gemist.
B
Hij mist de trein.
C
Het is hartstikke mistig.

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je niet weet of je een woord met een 't' of 'd' schrijft, dan..
A
gebruik je 't Kofschip
B
verleng je het hele werkwoord
C
gebruik je de verlengproef
D
bekijk je hoe het klinkt

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Om te bepalen of je -t of -d schrijft gebruiken we de:
A
Vraagproef
B
Tijdsproef
C
Verlengproef
D
Verkortproef

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Eindigt het woord op een -t of -d?
"inciden."
A
t
B
d

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op -t of -d.
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul aan: -t of -d.
Mijn ra.. rent de hele dag in zijn ra..
A
d - d
B
t - t
C
d - t
D
t - d

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voltooid deelwoorden eindigen altijd op -t of -d.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies de juiste letter: -t of -d.

Ik eet een gekook__ ei.
A
-t
B
-d

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Laatste letter een -t of -d?
wereld__ - flui__ - eikenhou__
A
wereld - fluit - eikenhoud
B
wereld - fluit - eikenhout
C
werelt - fluit - eikenhout
D
wereld - fluid - eikenhout

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Eindigt dit woord op een t of d?
Ik vin. Samir grappig.
A
t
B
d

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het werk!
Maak de opdrachten van H3 verder af. Ben je klaar? Maak de online oefentoets en ga verder met de extra opdrachten.

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions