Cette leçon contient 29 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Herhalen en oefenen
Doe je mee?
Pak je aantekeningenschrift!
Slide 1 - Diapositive
Probleem slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders werd de sociale kwestie genoemd:
Lage lonen
Slechte hygiëne
Geen riolering
Vrouw- en kinderarbeid (lager loon)
Gevaarlijk werk
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 2 - Diapositive
In het parlement zaten verschillende politieke stromingen:
§1.2
Politieke stromingen
A
Een liberaal parlement
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij.
Willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders
Vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels
Confessionalisme
Geloof
Gelovigen.
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken
Protestanten worden ook wel kleine luyden genoemd
Slide 3 - Diapositive
Wetgevende macht:
Dit is het recht om wetten te maken, te wijzigen en goed- of af te keuren.
In Nederland ligt deze macht voor het grootste deel bij het parlement.
Ministers mogen ook wetsvoorstellen indienen (recht van initiatief), maar dit moet wel goedgekeurd worden door het parlement.
§1.4
Nederland als parlementaire democratie
C
DeBoze burgers
Rechten in de democratie
Slide 4 - Diapositive
Uitvoerende macht:
Dit is het recht om aangenomen wetten uit te voeren. Dit recht ligt bij de ministers. Zij vormen samen met de koning de regering
§1.4
Nederland als parlementaire democratie
C
DeBoze burgers
Rechten in de democratie
Slide 5 - Diapositive
Rechterlijke macht:
Dit is het recht om te beslissen of iemand schuldig is en welke straf er wordt gegeven.
Alleen rechters hebben in Nederland dit recht
§1.4
Nederland als parlementaire democratie
C
DeBoze burgers
Rechten in de democratie
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
De rechten van de ministers (regering) en de Eerste en Tweede Kamer
Rood = wetgevende bevoegdheden
Blauw = controlerende bevoegdheden (= ze controleren de regering)
Paars = een controlerende als een wetgevende bevoegdheid
§1.4
Nederland als parlementaire democratie
B
DeBoze burgers
Het vormen van een bestuur
Slide 8 - Diapositive
Rechten van het parlement:
Controlerende bevoegdheid
Het recht van interpellatie: Het recht een minister te ondervragen over een besluit of uitspraak
Het recht van enquête: Het recht om een zaak tot op de bodem uit te zoeken (een onderzoek instellen)
§1.4
Nederland als parlementaire democratie
B
DeBoze burgers
Het vormen van een bestuur
Slide 9 - Diapositive
Rechten van het parlement:
controlerende/wetgevende bevoegdheid
Het recht van budget: Het recht om de begroting te controleren en deze als wet goed- of af te keuren controlerende be
§1.4
Nederland als parlementaire democratie
B
DeBoze burgers
Het vormen van een bestuur
Slide 10 - Diapositive
Rechten van het parlement:
wetgevende bevoegdheid
Het recht van initiatief: wetsvoorstellen indienen
Het recht van amendement: wetsvoorstellen wijzigen
§1.4
Nederland als parlementaire democratie
B
DeBoze burgers
Het vormen van een bestuur
Slide 11 - Diapositive
Rechten van het parlement:
Het recht van initiatief: wetsvoorstellen indienen
Het recht van amendement: wetsvoorstellen wijzigen
Het recht van budget: Het recht om de begroting te controleren en deze als wet goed- of af te keuren
Het recht van interpellatie: Het recht een minister te ondervragen over een besluit of uitspraak
Het recht van enquête: Het recht om een zaak tot op de bodem uit te zoeken (een onderzoek instellen)
§1.4
Nederland als parlementaire democratie
B
DeBoze burgers
Het vormen van een bestuur
Alleen de Tweede Kamer
Eerste - en Tweede Kamer
Slide 12 - Diapositive
Rechten van het parlement:
Het recht van initiatief: wetsvoorstellen indienen
Het recht van amendement: wetsvoorstellen wijzigen
Het recht van budget: Het recht om de begroting te controleren en deze als wet goed- of af te keuren
Het recht van interpellatie: Het recht een minister te ondervragen over een besluit of uitspraak
Het recht van enquête: Het recht om een zaak tot op de bodem uit te zoeken (een onderzoek instellen)
Samenvatting
§1.4
Nederland als parlementaire democratie
B
DeBoze burgers
Het vormen van een bestuur
Wetgevende bevoegdheid
Wetgevende en controlerende
bevoegdheid
Controlerende bevoegdheid
Slide 13 - Diapositive
Tijdens het maken
Ben je stil
Als de docent zegt: ''nu bespreken'', dan mag je met je buurman of buurvrouw de vraag bespreken
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
C: Parlementsleden en controlerende taak
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
B: De invoering van het Caouchoucartikel
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
1: Wetgevende macht
2: Recht van initiatief
3: Uitvoerende macht
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Recht van interpellatie
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
1. Het paste eigenlijk niet bij liberalen, omdat liberalen voorstander zijn van zo min mogelijk overheid ingrijpen.
2. In de bron wordt duidelijk dat huizen in die tijd veel gebreken hadden. Hierdoor stemden liberalen ook in, omdat de basisvoorzieningen van mensen niet in orde waren. Liberalen vonden dat de overheid wel leefzekerheid moest bieden aan mensen in NL.
Slide 25 - Diapositive
Bij welke politieke stroming past de boodschap van de politieke prent?
Licht je antwoord toe met behulp van de bron.
Slide 26 - Diapositive
De bron past bij de politieke stroming: socialisme.
In de bron kun je zien dat een vrouw een dode man in bed heeft liggen, omdat hij zo hard moet werken. De tekenaar wil duidelijk maken dat het onmenselijk is. Socialisten in die tijd wilden een maximale werkdag van acht uur instellen.