Week 13-2

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Bonjour à 

toutes et à tous

pak Boek B en Login in lesson-up

ga zitten volgens deze plattegrond

Vandaag

Châpitre 5

• huiswerk nakijken
• herhaling van de behandelde stof
• uitleg Tâche in classroom
• S.O. châpitre 5 op 7 april
  

Répondez

1. Il est quelle heure?

2. Quel jour est-il?

3. Présente-toi...

Tâche Châpitre 5

• staat in Google classroom
• 21 april ga je dit doen
• de week ervoor krijgen jullie het kaartje die je thuis moet voorbereiden

Grammaire - page 36

• bijvoeglijk naamwoord (adjectifs)
• luister naar de uitleg

Les Adjectifs 

Wat weet je over adjectifs?

Wat zijn Adjectifs?

Adjectifs zijn woorden die eigenschappen van zelfstandige naamwoorden beschrijven. Ze kunnen gebruikt worden om een zelfstandig naamwoord te beschrijven 

Leg de definitie van adjectifs uit aan de hand van voorbeelden.

Adjectifs eindigend op -e of -s

Adjectifs kunnen eindigen op -e of -s, afhankelijk van de gebruikte zelfstandig naamwoorden

Geef drie voorbeelden van adjectifs die eindigen op -e of -s.

Vrouwelijk - mannelijk - meervoud

Voorbeeld: mon frère est grand

Grand wordt gebruikt voor mannelijke zelfstandig naamwoorden, 

Voorbeeld: ma soeur est grande 

terwijl Grande wordt gebruikt voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.

Voorbeeld: mes cousins sont grands - mes cousines sont grandes

Grands/ grandes  wordt gebruikt voor meervoudige zelfstandige naamwoorden.

Geef voorbeelden van grand, grande en grands.

Welke van de volgende woorden is een mannelijk adjectif in het Frans?

1. blanche
2. petit
3. heureuse
4. grande

Wat is het doel van het bijvoeglijk naamwoord (adjectif) in een zin?

1. Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het werkwoord.
2. Het bijvoeglijk naamwoord (adjectif) zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
3. Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over de bijzin.
4. Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over de lidwoord.

Page 36

- excercise 30a - luister en onderstreep les adjectifs

- excercise 30d - kies de juiste adjectif

- excercise 30e - vul de juiste adjectif in

- excercise 31 - extra -e of -s

- excercise 31b - vul de juiste vorm in

Vertaal:

niet slecht

Vertaal:

dragen

Vertaal:

rood

j'ai une grand/grande/grands sœur?

1. grand
2. grande
3. grands

Ma famille est
petit/petite/petites/petits

1. petit
2. petite
3. petits
4. petites

Wat is de Passé Composé van het werkwoord 'parler' met 'avoir'?

1. Je suis parlé
2. J'ai parlé
3. Je parle
4. Il parlait

Vertaal:

c'est mon cousin

Vertaal:

l'équipe

• excercise 27a: lève toi si.... (sta op als)
• 27b - écoute les phrases clés 
• 27d - maak zoveel mogelijk zinnen met de puzzelstukjes
• 28 - werk met je voisin/voisine en doe het rollenspel

Wie is het?

Hoe vervoeg je de passé composé?

Hoe maak je de passé composé?

1. avoir + voltooid deelw.
2. aller + voltooid deelw.
3. faire + voltooid deelw.
4. parler + voltooid deelw.

Châpitre 5 

Herhaling

• Hoe vervoeg je de passé composé?
• gebruik van werkwoord avoir
• voltooid deelwoord 
• dat is het werkwoord eindigend op "é" ipv "er"

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'jouer' in de passé composé

1. joué
2. joues
3. jouée
4. jouent

Hoe vervoeg je de passé composé van het werkwoord 'parler'

1. tu as parlé
2. nous avons parlé
3. j'ai parlé
4. il/elle/on a parlé

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'manger' in de passé composé

1. manges
2. mangée
3. mangent
4. mangé

Wat is de passé composé van het werkwoord 'parler'?

1. j'ai parlai
2. j'ai parlé
3. j'ai parli
4. j'ai parler

Châpitre 5 - Mon temps libre

Francofolies page 26

- organise ta fête: tu choisis quelle chanson?

Welk woord is het adjectif?
Il a une voiture grise

1. grise
2. voiture
3. il