6.2 Begroten en nacalculeren - de indirecte kosten

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

6.2 Begroten en nacalculeren - de indirecte kosten

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel
Aan het einde van deze les kan jij de indirecte kosten van een project berekenen.

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn indirecte kosten?
Indirecte kosten zijn kosten die niet direct aan een project kunnen worden toegewezen, zoals overheadkosten.

Slide 4 - Diapositive

Wat betekent opslagpercentage arbeidsuurtarief?
A
Het percentage waarmee het uurtarief wordt verlaagd voor extra kosten.
B
Het percentage waarmee het uurtarief wordt verlaagd voor de standaard kosten.
C
Het percentage waarmee het uurtarief wordt verhoogd voor de standaard kosten.
D
Het percentage waarmee het uurtarief wordt verhoogd voor extra kosten.

Slide 5 - Quiz

Welke van de volgende kosten zijn overheadkosten?
A
Loonkosten en belastingen.
B
Kantoorkosten en verzekeringspremies.
C
Verpakkingsmateriaal en transportkosten.
D
Grondstoffen en productiemachines.

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Vidéo

Wat zijn indirecte kosten?
A
Kosten die niet direct aan een product of dienst kunnen worden toegewezen
B
Kosten die direct aan een product of dienst kunnen worden toegewezen
C
Kosten die niet worden opgenomen in de jaarrekening
D
Kosten die niet relevant zijn voor het bedrijf

Slide 8 - Quiz

Welke van de volgende is geen voorbeeld van indirecte kosten?
A
Huur
B
Grondstoffen
C
Verzekering
D
Onderhoudskosten

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen directe en indirecte kosten?
A
Directe kosten zijn altijd variabel, terwijl indirecte kosten altijd vast zijn
B
Directe kosten zijn altijd vast, terwijl indirecte kosten altijd variabel zijn
C
Directe kosten worden rechtstreeks toegewezen aan een product of dienst, terwijl indirecte kosten niet direct kunnen worden toegewezen
D
Directe kosten worden niet opgenomen in de jaarrekening, terwijl indirecte kosten dat wel zijn

Slide 10 - Quiz

Hoe worden staartkosten ook wel genoemd?
A
Economische kosten
B
Directe kosten
C
Indirecte kosten
D
Variabele kosten

Slide 11 - Quiz

Wat is meerwerk tijdens projecten?
A
Extra werkzaamheden buiten de oorspronkelijke opdracht.
B
Een fout gemaakt tijdens het project.
C
De oorspronkelijke opdracht zonder extra werkzaamheden.
D
Het niet nakomen van afspraken.

Slide 12 - Quiz

Wie bepaalt de prijs van het meerwerk?
A
De opdrachtgever alleen.
B
De gemeente.
C
De aannemer in overleg met de opdrachtgever.
D
De architect.

Slide 13 - Quiz

Heb je het lesdoel behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Sondage