2m H9 Gezondheid 9.1 t/m 9.4

LessonUp over H9
§9.1 t/m 9.4
Log in met je iPad
Alles herhalen 




1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 8 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

LessonUp over H9
§9.1 t/m 9.4
Log in met je iPad
Alles herhalen 




Slide 1 - Diapositive

Nu eerst een video
Over de werking van alcohol

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Effecten alcohol

Slide 4 - Diapositive

Alcohol
Alcohol wordt door je lever afgebroken
Teveel drinken zorgt voor een 
alcoholvergiftiging

Slide 5 - Diapositive

Hoeveelheid alcohol

Slide 6 - Diapositive

Alcohol
Alcohol: is een verdovend middel, jongeren zijn extra gevoelig voor de werking van alcohol. Als je teveel alcohol op hebt dan krijg je een kater (hoofdpijn, misselijkheid en dorst door vochtverlies door de giftige stoffen die ontstaan bij afbraak van alcohol). 
Alcoholvergiftiging: vergiftiging ging door het drinken van veel alcohol en iemand kan er ook bewusteloos van raken. 
Bingedrinking: In korte tijd te veel alcohol drinken, waardoor het alcohol  gehalte in het bloed snel stijgt.

Slide 7 - Diapositive

Welke gevolgen heeft alcohol?
Alcohol is een gifstof die je hersenen verdooft.
Aangeschoten --> dronken
Als je jong bent zijn je hersenen extra gevoelig voor alcohol

Slide 8 - Diapositive

Schadelijke stoffen
Bv alcohol kan Foetaal Alcohol Syndroom veroorzaken

Slide 9 - Diapositive

Gevolgen alcohol
Korte termijn
Lange termijn
Opwekkend
Verstoort ontwikkeling van de hersenen
Verminderde remming
Verstoorde hormoonbalans
Verminderde controle
Beschadiging van lever, hersenen, maag en hart
Verdoving
Geheugenverlies en verminderde school-, studie- en werkprestaties

Slide 10 - Diapositive

Waar of niet waar?
Alcohol is een stimulerende drug.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Wat voor effect heeft alcohol op je hersenen?
A
Verdovend
B
Stimulerend
C
Bewustzijn veranderend

Slide 12 - Quiz

Alcohol wordt afgebroken in
A
Bloed
B
Nieren
C
Darmen
D
Lever

Slide 13 - Quiz

Alcohol wordt vervoerd door het bloed.
Door welk deel van bloed
wordt alcohol vervoerd?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma

Slide 14 - Quiz

Nu eerst een video
Over roken

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Van roken kun je...
A
geestelijk afhankelijk worden
B
zowel geestelijk als lichamelijk afhankelijk worden
C
lichamelijk afhankelijk worden

Slide 17 - Quiz

Welke stof uit tabaksrook maakt de longblaasjes kapot?
A
Koolmonoxide
B
Nicotine
C
Teer

Slide 18 - Quiz

Koolmono-oxide bij roken zorgt voor...
A
Nauwere bloedvaten --> hogere bloeddruk
B
Minder zuurstof in je bloed --> duizelig
C
Slijmvlies kapot --> rokershoest

Slide 19 - Quiz

Wat voor invloed heeft de nicotine in sigarettenrook op een roker?
A
De nicotine zorgt ervoor dat een roker vaak moet hoesten
B
De nicotine zorgt ervoor dat de roker verslaafd raakt aan het roken
C
De nicotine zorgt ervoor dat het bloed minder goed zuurstof kan vervoeren

Slide 20 - Quiz

Roken

Slide 21 - Diapositive

Waarom roken jongeren 
Jongeren vinden het vaak stoer om te roken. 
Ook doen ze het uit nieuwsgierigheid. Erbij horen.

Kinderen van rokende ouders roken vaker dan kinderen van  niet rokende ouders. 

Slide 22 - Diapositive

Schone longen
  • Schone longen zijn een belangrijk kenmerk van gezonde luchtwegen.
  • Om je longen schoon te houden is het belangrijk om niet te roken.
  • Wat doet roken met je? 

Slide 23 - Diapositive

Roken?

Slide 24 - Diapositive

Een ziekte waarbij de longen continu ontstoken zijn, noemen we?
A
COPD
B
Astma
C
longontsteking
D
bronchitis

Slide 25 - Quiz

Nu eerst twee video's
Over de werking van de lever

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Vidéo

Waar wordt suiker (glucose) opgeslagen?
A
In je lever
B
In je nieren
C
In je maag
D
In je spieren

Slide 29 - Quiz

Je eet een bord met pasta, dat veel koolhydraten bevat. Wat gebeurt er met de hoeveelheid glucose in je bloed?
A
Die gaat omhoog
B
Die gaat omlaag
C
Die blijft gelijk

Slide 30 - Quiz

Nu een video
Over celdeling in de huid

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Wat is de huid?
A
een orgaan
B
een weefsel
C
een orgaanstelsel
D
een cel

Slide 33 - Quiz

In welke laag van de huid liggen de zintuigen van de huid?
A
opperhuid.
B
lederhuid.
C
onderhuids bindweefsel

Slide 34 - Quiz

Dit plaatje kan de huid zijn van iemand die in de winterkou op de bus staat te wachten
A
Waar
B
Niet waar
C
Daarvoor is de weinig informatie

Slide 35 - Quiz

Nu een video
Over wat bloedplaatjes doen

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo

Zet de zinnen die hieronder staan hiernaast op juiste volgorde van boven naar beneden vanaf het ontstaan van de wond  
De huid herstelt zich en het korstje valt er af
De rode bloedcellen blijven in de kleverige draden hangen
Op de plek van de wond hopen zich bloedplaatjes op
De kleverige draden en rode bloedcellen drogen samen op tot een korstje. 
De bloedplaatjes maken kleverige draden

Slide 38 - Question de remorquage

Nu twee video's
Over bacteriën en virussen en vaccinatie

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

Slide 41 - Vidéo

Op welke manier zorgt een bacterie er voor dat je ziek wordt?
A
Hij maakt giftige stoffen
B
Hij maakt cellen kapot
C
Hij neemt een cel over
D
Hij maakt virussen

Slide 42 - Quiz

Hoe plant een virus zich voort?
A
Geeft giftige stoffen af
B
Gaat in witte bloedcellen zitten en plant zich voort
C
Gaat in je lichaamscellen zitten en vermenigvuldigd

Slide 43 - Quiz

Een virus is ......
A
Geen organisme
B
organisme

Slide 44 - Quiz

Hoe werkt een virus?
A
Virussen moeten door het eigen lichaam bestreden worden.
B
Virus is geen levend organisme.
C
Virussen infiltreren gezonde cellen en nemen hun functie over
D
Virus hebben een gastheer nodig om te blijven bestaan.

Slide 45 - Quiz

wat betekend 'afweer'?
A
dat je witte bloedcellen ziekteverwekkers uitschakelen
B
dat je rode bloedcellen ziekteverwekkers uitschakelen
C
dat je witte bloedcellen ziekteverwekkers laat verspreiden
D
dat ziekteverwekkers zich verplaatsen via organen

Slide 46 - Quiz

Wat doen antistoffen (afweerstoffen)?
A
Plakken aan de ziekteverwekker
B
Eten de ziekteverwekker op
C
Die zorgen ervoor dat je ziek wordt

Slide 47 - Quiz

en dan nu de eindstand zien

Slide 48 - Diapositive

rest van het uur
- HW afmaken
- HW nakijken
- tekst lezen/samenvatten
- oefenen met online methode/oefentoets

Slide 49 - Diapositive