Paragraaf 7.4
1 / 15
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Bonnie heeft een winst behaald van
€ 215.000. Ze moet 15% vennootschapsbelasting afdragen.
Bereken welk bedrag Bonnie van haar winst moet afdragen.
Formuletip: Percentage : 100 x bedrag
€ 215.000. Ze moet 15% vennootschapsbelasting afdragen.
Bereken welk bedrag Bonnie van haar winst moet afdragen.
Formuletip: Percentage : 100 x bedrag
Slide 3 - Question ouverte
Hoe wordt de motorrijtuigenbelasting ook wel genoemd?
A
Accijns
B
BPM
C
Tol
D
Wegenbelasting
Slide 4 - Quiz
Een energiebedrijf biedt een warmtepomp aan voor € 2.399,-. Hier is de subsidie van € 1.700,-van de overheid al vanaf.
Bereken hoeveel je betaalt in procenten van de normale prijs.
Tip: Bereken eerst normale prijs, daarna deel:geheelx100.
Bereken hoeveel je betaalt in procenten van de normale prijs.
Tip: Bereken eerst normale prijs, daarna deel:geheelx100.
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
Miljoenennota!
Slide 7 - Carte mentale
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Vorig jaar was de Nederlandse staatsschuld € 416 miljard. Dit jaar is de schuld nog € 394 miljard. Bereken met hoeveel procent de staatsschuld is afgenomen.
Formuletip: (nieuw-oud) : oud x 100
Formuletip: (nieuw-oud) : oud x 100
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Hoe ontstaat de staatsschuld van een land?
A
Door te lenen , vanwege een begrotingstekort
B
Door te lenen, door een begrotingsoverschot
C
Door het uitlenen van geld
Slide 14 - Quiz
Wat hebben de rijksbegroting en de miljoenennota met elkaar te maken?
A
De miljoenennota is de uitleg over de rijksbegroting
B
De rijksbegroting is de uitleg van de miljoenennota
C
Ze hebben niks met elkaar te maken
