Spelling: voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord
Werkwoordspelling
Voltooid deelwoord & Onvoltooid deelwoord
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Werkwoordspelling
Voltooid deelwoord & Onvoltooid deelwoord
Slide 1 - Diapositive
Doel van de les
Aan het einde van de les: herken je het verschil tussen een voltooid deelwoord en een onvoltooid deelwoord en weet je de spellingregels van deze werkwoorden.
Slide 2 - Diapositive
Voorbeelden
Voltooid deelwoord
Sabine en Claire zijn naar de training gefietst.
Jari en Marie hebben hard gelachenom de grap.
Onvoltooid deelwoord Sabine en Clair gaan fietsend naar de training. Lachendvertellen Jari en Marie een grap.
Slide 3 - Diapositive
Voltooid deelwoord
Een handeling is (vaak) afgerond = voltooid
Er staat een vorm van hebben/zijn/worden in de zin
begint vaak met ge-, be- of, ver-
Sterke werkwoorden eindigen op-en De trein is op het perron aangekomen.
Zwakke werkwoorden eindigen op een-t of -d Op school worden er verschillende activiteiten georganiseerd.
verlengproef
't eX KoFSCHIP
Slide 4 - Diapositive
Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord?
BELONEN
A
beloond
B
beloont
C
gebelonen
Slide 5 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord?
RAKEN
A
geraakd
B
geraakt
C
geraken
Slide 6 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord?
DUWEN
A
geduwt
B
geduwd
C
geduwen
Slide 7 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord?
ETEN
A
gegeet
B
gegeed
C
gegeten
Slide 8 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord?
VREZEN
A
gevreest
B
gevreesd
C
gevrezen
Slide 9 - Quiz
Onvoltooid deelwoord
Geeft aan dat een handeling op dat moment aan de gang is/was.
Ik ga fietsend naar mijn werk. Mopperend liep mijn vader door de regen.
Regel: hele werkwoord + d
Slide 10 - Diapositive
Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
Sleep de onderstaande woorden naar het juiste rode vak
slapend
huilend
kijkend
troostend
gapend
gemaakt
beleefd
gestampt
gekocht
geleefd
Slide 11 - Question de remorquage
Gisteren heb ik een tropische fruitsalade [gemaakt].
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord
Slide 12 - Quiz
Mijn zusje moest [huilend] van het lachen naar de directeur.
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord
Slide 13 - Quiz
Mijn moeder is gisteren op vakantie [gegaan]
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord
Slide 14 - Quiz
Noteer de juiste spelling van de werkwoorden.
"De schipbreukeling heeft al [zwemmen] het eiland [bereiken].
Slide 15 - Question ouverte
Noteer de juiste spelling van de werkwoorden.
"[Hangen] aan een tak heeft mijn broertje de buurt wakker [schreeuwen].
Slide 16 - Question ouverte
Evaluatie: leg in je eigen woorden uit wat een voltooid deelwoord is en wat een onvoltooid deelwoord is.