Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
to online English class 👋🏻
Slide 1 - Diapositive
WEEK 3
TUESDAY
FRIDAY
Check WEEK 2 & Intro WEEK 3
Grammar 3.4
DE PLANNER & HET HUISWERK ZULLEN OOK IN MAGISTER KOMEN TE STAAN.
WEDNESDAY
Grammar 3.3
Aanwijzende vnw.
One & Ones
Slide 2 - Diapositive
GOALS:
Aan het eind van deze week kun je:
benoemen wanneer je welk Engels aanwijzend voornaamwoord en wanneer je one of ones gebruikt in een Engelse zin;
de Engelse aanwijzende voornaamwoorden gebruiken in een Engelse zin;
One of Ones gebruiken in een Engelse zin.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
timer
0:20
Wat betekent "ones" in de zin: "Where are my socks? The ones I was just holding?"
Slide 5 - Carte mentale
3.4 One & Ones
One of Ones gebruik je...
als je niet nog een keer een zelfstandig naamwoord wilt herhalen in de zin,
dus niet twee keer hetzelfde wilt zeggen!
Slide 6 - Diapositive
3.4 One & Ones
One enkelvoud
Ones meervoud
Het hangt er van af of het zelfstandig naamwoord daarvoor in het enkelvoud of meervoud staat.
Let dus goed op bij het lezen van de zin!
Do you like cookies? These ones are delicious.
Where are my socks? The ones I was just holding?
Slide 7 - Diapositive
3.4 One & Ones
One enkelvoud
Ones meervoud
MAAR het kan ook zo zijn dat het zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, maar je er maar één van deze groep bedoelt. Lees dus altijd goed de hele zin door!
Do you like cookies? These ones are delicious.
Do you like movies? This one is really nice!
Slide 8 - Diapositive
LET'S GO!
You'll get some questions from me on this topic.
Slide 9 - Diapositive
Fill in: I need new cushions. I think I'll buy blue .... this time.
A
one
B
ones
Slide 10 - Quiz
Fill in: Do you prefer this sandwich or that ... ?
A
one
B
ones
Slide 11 - Quiz
Fill in: I'm looking for new earphones, which ... are the best?
A
one
B
ones
Slide 12 - Quiz
Fill in: Carol has a big dog and two small ... .
A
one
B
ones
Slide 13 - Quiz
Fill in: I want a donut. That pink ... looks great!
A
one
B
ones
Slide 14 - Quiz
Fill in: Small pineapples are sweeter than big ... .
A
one
B
ones
Slide 15 - Quiz
Fill in: Do you have a cat? - Yes, I have three ... .
A
one
B
ones
Slide 16 - Quiz
Ik snap nu hoe ik ONE en ONES moet gebruiken in een Engelse zin.