Verhaalanalyse_eerste10begrippen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

literaire begrippen

Donald Duck is in al die jaren nog steeds de
klunzige eend die allemaal vreemde avonturen
beleeft waar hij niet echt door verandert.
Donald Duck is dus...

1. een type
2. geen van drie
3. een round character
4. een flat character

Donald Duck is een type. Wat is de
definitie van een type?
Je hebt 1 minuut de tijd.

Wanneer je een personage beoordeelt op basis van normen en waarden, dan stel je de vraag...

1. Ik vraag me af waarom het personage het heeft gedaan, want...
2. Ik snap waarom het personage het heeft gedaan, want...
3. Ik vraag me af wat het personage heeft gedaan, want...
4. Ik vind het goed of slecht van het personage wat hij heeft gedaan, want...

Beoordeel het personage uit het fragment op basis van normen en waarden

Wat vind je van het gedrag van Helen?

Begrijp je het gedrag van Helen?

1. ja
2. nee

Wat is een antiheld?

1. een held op sokken
2. iemand die de held tegenwerkt
3. iemand die zelf de regie over zijn/ haar leven heeft
4. iemand die niet de regie over zijn/haar leven heeft

Is Helen een held of antiheld in dit fragment?

1. held
2. antiheld

Wat zou 'verraad' in een verhaal niet kunnen zijn?

1. onderwerp
2. motief
3. thema
4. leidmotief

Wat is het motief in het volgende verhaal?

Isaäc stond al uren op het achterdek. Hij was een aardige, maar een beetje vreemde jongen: Als hij aan boord werkte, verlangde hij naar een baantje aan de wal en als hij op kantoor zat, verlangde hij naar zee. Hij kon de saaie eentonigheid van het walbestaan niet verdragen en geld om te reizen had hij niet. Maar als hij op een schip was, had hij te maken met het ruwe gebral van de matrozen, die kaartten met het mes op tafel en die elkaar en hem uitscholden voor alles wat mooi en lelijk was. Isaäc hoorde er nooit bij. Op een schip paste hij nog het minst in de gemeenschap en juist daar dacht hij telkens weer de ware romantiek te vinden. Als het werk gedaan was, kon je hem altijd op het achterdek vinden. Alleen. Niemand wilde dan met hem mee. Het was nu al twee uur na middernacht, maar Isaäc bleef staan omdat het een maanheldere nacht was, je kon alle sterren van het zuidelijk halfrond zien en het schroefwater. Er stond een heerlijke zoele wind. Als je goed keek zag je ook de horizon of heel in de verte een schip, dat, was Isaäc een paar uur eerder geweest, recht op hem af was komen varen, maar het kon gezichtsbedrog zijn. Isaäc voer op een wildevaartschip en zag 's nachts nooit schepen. Hij dacht eraan hoelang het nog zou duren vóór hij weer thuis was. Hij keek naar de gemakkelijke stoel die hij op het achterdek had neergezet. Op een gegeven moment zag Isaäc het lichtje in de verte een zwenking maken; het kwam nu recht op hem af. Toen het dichterbij was gekomen, kwam Isaäc tot de conclusie dat dit haast geen schip kon zijn, omdat het zo onderhevig was aan de beweging der golven en omdat het maar bij één lichtje bleef. Een schip met alleen een heklicht aan? Toen het merkwaardige vaartuig tot op een afstand van tweehonderd meter Isaäc was genaderd, zag hij dat het een brommer was. Wie zou hem geloven? 

[p. 815]

tot op een afstand van tweehonderd meter Isaäc was genaderd, zag hij dat het een brommer was.

Welke motief haal jij eruit?

Lees het volgende fragment en haal er een motief uit. 

Isaäc stond al uren op het achterdek. Hij was een aardige, maar een beetje vreemde jongen: Als hij aan boord werkte, verlangde hij naar een baantje aan de wal en als hij op kantoor zat, verlangde hij naar zee. Hij kon de saaie eentonigheid van het walbestaan niet verdragen en geld om te reizen had hij niet. Maar als hij op een schip was, had hij te maken met het ruwe gebral van de matrozen, die kaartten met het mes op tafel en die elkaar en hem uitscholden voor alles wat mooi en lelijk was. Isaäc hoorde er nooit bij. Op een schip paste hij nog het minst in de gemeenschap en juist daar dacht hij telkens weer de ware romantiek te vinden. Als het werk gedaan was, kon je hem altijd op het achterdek vinden. Alleen. Niemand wilde dan met hem mee. Het was nu al twee uur na middernacht, maar Isaäc bleef staan omdat het een maanheldere nacht was, je kon alle sterren van het zuidelijk halfrond zien en het schroefwater. Er stond een heerlijke zoele wind. Als je goed keek zag je ook de horizon of heel in de verte een schip, dat, was Isaäc een paar uur eerder geweest, recht op hem af was komen varen, maar het kon gezichtsbedrog zijn. Isaäc voer op een wildevaartschip en zag 's nachts nooit schepen. Hij dacht eraan hoelang het nog zou duren vóór hij weer thuis was. Hij keek naar de gemakkelijke stoel die hij op het achterdek had neergezet. Op een gegeven moment zag Isaäc het lichtje in de verte een zwenking maken; het kwam nu recht op hem af. Toen het dichterbij was gekomen, kwam Isaäc tot de conclusie dat dit haast geen schip kon zijn, omdat het zo onderhevig was aan de beweging der golven en omdat het maar bij één lichtje bleef. Een schip met alleen een heklicht aan? Toen het merkwaardige vaartuig tot op een afstand van tweehonderd meter Isaäc was genaderd, zag hij dat het een brommer was. Wie zou hem geloven?  

wat is de idee van een verhaal?

1. ultrakorte samenvatting van het verhaal in 1 zin
2. terugkerend element in een verhaal
3. de boodschap van de hoofdpersoon
4. de onderliggende boodschap van de schrijver

wat is de setting van een verhaal?

1. historische tijd, plaats en ruimte van het verhaal
2. periode waarin de gebeurtenissen zich afspelen
3. de plek waar het verhaal zich afspeelt
4. het tijdstip van het verhaal

Isaäc stond al uren op het achterdek. Hij was een aardige, maar een beetje vreemde jongen: Als hij aan boord werkte, verlangde hij naar een baantje aan de wal en als hij op kantoor zat, verlangde hij naar zee. Hij kon de saaie eentonigheid van het walbestaan niet verdragen en geld om te reizen had hij niet. Maar als hij op een schip was, had hij te maken met het ruwe gebral van de matrozen, die kaartten met het mes op tafel en die elkaar en hem uitscholden voor alles wat mooi en lelijk was. Isaäc hoorde er nooit bij. Op een schip paste hij nog het minst in de gemeenschap en juist daar dacht hij telkens weer de ware romantiek te vinden. Als het werk gedaan was, kon je hem altijd op het achterdek vinden. Alleen. Niemand wilde dan met hem mee. Het was nu al twee uur na middernacht, maar Isaäc bleef staan omdat het een maanheldere nacht was, je kon alle sterren van het zuidelijk halfrond zien en het schroefwater. Er stond een heerlijke zoele wind. Als je goed keek zag je ook de horizon of heel in de verte een schip, dat, was Isaäc een paar uur eerder geweest, recht op hem af was komen varen, maar het kon gezichtsbedrog zijn. Isaäc voer op een wildevaartschip en zag 's nachts nooit schepen. Hij dacht eraan hoelang het nog zou duren vóór hij weer thuis was. Hij keek naar de gemakkelijke stoel die hij op het achterdek had neergezet. Op een gegeven moment zag Isaäc het lichtje in de verte een zwenking maken; het kwam nu recht op hem af. Toen het dichterbij was gekomen, kwam Isaäc tot de conclusie dat dit haast geen schip kon zijn, omdat het zo onderhevig was aan de beweging der golven en omdat het maar bij één lichtje bleef. Een schip met alleen een heklicht aan? Toen het merkwaardige vaartuig tot op een afstand van tweehonderd meter Isaäc was genaderd, zag hij dat het een brommer was. Wie zou hem geloven? 

geef een beschrijving van de setting

Over welk onderdeel van de setting kun je niet veel vertellen?

1. historische tijd
2. tijd van de dag
3. ruimte
4. plaats

wat is fabel?

1. een heel naar persoon met een flat character
2. chronologisch verteld verhaal met eventueel terugverwijzingen
3. niet chronologisch verteld verhaal met flashbacks en flash forwards
4. een chronologisch verhaal met flashbacks