Herhaling + aerobe dissimilatie glucose

Assimilatie vetten 
vetten worden ook wel lipiden genoemd

Meestal opgebouwd uit:
  • glycerolmolecuul
  • 3 vetzuurmoleculen (triglyceride)


1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 135 min

Éléments de cette leçon

Assimilatie vetten 
vetten worden ook wel lipiden genoemd

Meestal opgebouwd uit:
  • glycerolmolecuul
  • 3 vetzuurmoleculen (triglyceride)


Slide 1 - Diapositive

Vetten
+ 3 H2O

Slide 2 - Diapositive

Verzadiging vetten
  • verzadigde vetten: heeft het maximale aantal waterstofatomen. Het vetzuur heeft een rechte vorm.

  • (meervoudig) onverzadigde vetten: heeft niet het maximale aantal waterstofatomen --> bevat één of meerdere dubbele bindingen tussen C-atomen. Heeft vetzuur heeft geen rechte vorm. 

Slide 3 - Diapositive

vetten - fosfolipiden
  • bestanddeel van celmembranen
  • één vetzuur is vervangen door een fosfaatgroep
  • vetstaarten hydrofoob


Slide 4 - Diapositive

vetten
- fosfolipiden

Slide 5 - Diapositive

Kennen jullie alle stoffen nog?

Slide 6 - Diapositive


A
koolhydraat
B
vet
C
eiwit

Slide 7 - Quiz


A
koolhydraat
B
vet
C
eiwit

Slide 8 - Quiz

Welke stof is dit?
A
Glucose
B
Vet
C
Eiwit
D
Zetmeel

Slide 9 - Quiz

Wat is een enzym?
A
eiwit
B
koolhydraat
C
vet
D
mineraal

Slide 10 - Quiz

Herhaling + aerobe dissimilatie

Slide 11 - Diapositive

Aan het eind van de les...

  •  … heb je een korte herhaling gehad van het hoofdstuk tot nog toe
  •  … kun je de aerobe dissimilatie van glucose beschrijven aan de hand van een plaatje

Slide 12 - Diapositive

Leg de werking van een enzym uit aan de hand van het plaatje hiernaast.

Slide 13 - Question ouverte

Uit welke twee processen / reacties bestaat fotosynthese?

Slide 14 - Question ouverte

Wat wordt er geproduceerd tijdens de lichtreactie?
A
ATP
B
NADH,H+
C
Zuurstof
D
Zowel ATP, NADH,H+ en zuurstof

Slide 15 - Quiz

In het thylakoïd is er een hoge concentratie aan waterstofionen. Waar komen deze ionen vandaan?
A
H2O
B
NADH
C
NADH,H+
D
Het is er altijd al

Slide 16 - Quiz

Wat is het doel van de donkerreactie?

Slide 17 - Question ouverte

Welk molecuul zie je hier?
A
ATP
B
H2O
C
Glucose
D
Glycogeen

Slide 18 - Quiz

Hiernaast zie je de vorming van sacharose. Naast sacharose ontstaat er nog een molecuul. Welk molecuul is dit?
A
H+
B
CO2
C
ATP
D
H2O

Slide 19 - Quiz

Hiernaast zie je twee moleculen die met elkaar verbonden zijn met een peptidebinding. Wat voor soorten moleculen vormen samen een peptidebinding?
A
Sachariden
B
Aminozuren
C
Lipiden
D
Glycerolen

Slide 20 - Quiz

Hiernaast zie je een vetmolecuul. Uit welke groepen zijn vetmoleculen opgebouwd?
A
Glycerol en vetzuurstaarten
B
Aminozuren en vetzuurstaarten
C
Glycerol en peptidestaarten
D
Aminozuren en peptidestaarten

Slide 21 - Quiz

Dissimilatie

Slide 22 - Diapositive

Aerobe dissimilatie

Vier fases:
  1. Glycolyse
  2. Productie acetyl-coA
  3. Citroenzuurcyclus
  4. Oxidatieve fosforylering

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Hoeveel moleculen pyrodruivenzuur kunnen er maximaal ontstaan er uit één molecuul glucose?
A
1
B
2
C
3
D
0

Slide 26 - Quiz

Als één molecuul glucose de glycolyse in gaat, hoeveel ATP ontstaat er netto?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Hoeveel acetylgroepen worden gemaakt uit één molecuul glucose?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quiz

Hoeveel C-atomen bevat het acetylmolecuul dat de citroenzuurcyclus in gaat? Tip: kijk nogmaals naar binastabel 68A.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 30 - Quiz

Na de glycolyse ontstaan er twee moleculen pyrodruivenzuur. Elk molecuul bevat 3 C-atomen, dus er zijn 6 C-atomen in totaal. Toch ontstaan er 2 moleculen acetyl-coA, die ieder 2 C-atomen bevat. Dat zijn dus 4 C-atomen in totaal die ontstaan. Waar zijn de andere 2 C-atomen gebleven?

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Vidéo

Slide 33 - Diapositive

We zien twee nieuwe moleculen tevoorschijn komen in de citroenzuurcyclus, namelijk GTP en FADH2. Wat is hun functie?

Slide 34 - Question ouverte

Wat is het doel van oxidatieve fosforylering?

Slide 35 - Question ouverte

Hoeveel moleculen CO2 worden er tijdens de citroenzuurcyclus gemaakt uit één molecuul glucose?
A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 36 - Quiz

Waar vindt de citroenzuurcyclus plaats?
A
In het cytoplasma, los van het mitochondrium
B
In het cytoplasma, aan het mitochondrium vast
C
In het mitchondrium

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive

Bij de oxidatieve fosforylering verliezen de elektronen hun lading. Dit komt o.a. doordat ze het verliezen aan hun eigen transport. Maar ze verliezen het ook nog ergens anders aan. Waar wordt die energie voor gebruikt?

Slide 39 - Question ouverte

Wat is het doel van oxidatieve fosforylering?

Slide 40 - Question ouverte

Hoeveel ATP-moleculen kan één NADPH,H+ genereren tijdens de oxidatieve fosforylering?
A
0
B
1
C
3
D
6

Slide 41 - Quiz

Hoe kan het dat één molecuul NADH,H+ meer ATP kan maken dan één molecuul FADH2?

Slide 42 - Question ouverte

Ik heb aerobe dissimilatie onder de knie
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Sondage

Opdracht glycolyse
  1. Maak een schema van de glycolyse - neem als voorbeeld schema de donkerreactie (69C)
  2. Gebruik bolletjes voor de C-atomen
  3. Gebruik een rondje met een P erin voor fosfaatgroepen
  4. Laat in het schema ook zien wanneer er ATP erin en eruit gaat (inclusief ADP) --> voor ATP en ADP hoef je niet een bolletje met een te gebruiken, simperweg 'ATP' of 'ADP' volstaat
  5. Doe dit met pen en papier
  6. Maak er een foto van en upload deze bij de volgende opdracht


Slide 44 - Diapositive

Opdracht glycolyse: maak een schema van de glycolyse. Doe dit met pen en papier. Maak een foto en upload 'm in deze opdracht. Gebruik binastabel 68B.

Slide 45 - Question ouverte

Opdracht citroenzuurcyclus
  1. Maak een schema van de citroenzuurcyclus - neem als voorbeeld schema de donkerreactie (69C)
  2. Gebruik bolletjes voor de C-atomen
  3. Gebruik een rondje met een P erin voor fosfaatgroepen
  4. Laat in het schema ook zien wanneer er ATP erin en eruit gaat (inclusief ADP) --> voor ATP en ADP hoef je niet een bolletje met een te gebruiken, simperweg 'ATP' of 'ADP' volstaat
  5. Laat ook zien wanneer CO2 en H2O ontstaat / wordt gebruikt
  6. Doe dit met pen en papier
  7. Maak er een foto van en upload deze bij de volgende opdracht

Slide 46 - Diapositive

Opdracht glycolyse: maak een schema van de citroenzuurcyclus. Doe dit met pen en papier. Maak een foto en upload 'm in deze opdracht. Gebruik binastabel 68C.

Slide 47 - Question ouverte

Slide 48 - Vidéo

Slide 49 - Vidéo