ordening bs 2 en 3 klas 3M

• Biologie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

thema 4 Ordening en evolutie

Deze les openen we  met een korte quiz over de lesstof van vorige week

Welke kenmerken komen voor in de cellen van een dier?

1. Celwand en celkern
2. Bladgroenkorrels, celwand en celkern
3. Celwand
4. Celkern

Welke kenmerken komen voor in de cellen van een plant?

1. Celwand en bladgroenkorrels
2. Celwand, celkern en bladgroenkorrels
3. Celkern en bladgroenkorrels
4. Celwand en celkern

Een lijger komt voor wanneer een tijger en een leeuw samen voortplanten. Lijgers zijn onvruchtbaar.
Horen tijgers en leeuwen tot dezelfde soort?

1. Ja
2. Nee

Welk van de volgende begrippen is géén rijk

1. Bacteriën
2. Dieren
3. Schimmels
4. Zaadplanten

Wanneer horen twee organismen met elkaar tot dezelfde soort?

Het is een eencellig organisme, met bladgroenkorrels .
Tot welke groep hoort het beschreven organisme?

1. Planten
2. Dieren
3. Schimmels
4. Bacteriën

Tot welke groep organismen hoort het volgende organisme?
Het is een meercellig organisme zonder celwand.

1. Planten
2. Dieren
3. Schimmels
4. Bacteriën

Welke organismen hebben een celwand? ( meerdere antwoorden)

1. Planten
2. Dieren
3. Schimmels
4. Bacteriën

Rijken worden ingedeeld aan de hand van KENMERKEN. Welke kenmerken horen bij het rijk van de Planten?

1. celwand - celkern
2. celwand - celkern - bladgroenkorrels
3. celwand - celkern - bladgroenkorrels- vacuole
4. celwand - bladgroenkorrels - vacuole

Een bacteriecel is veel kleiner dan de cel van een schimmel. Dit noem je de;

1. werkelijke grootte
2. verhoudingsgrootte
3. relatieve grootte
4. wiskundige grootte

Deze cel heeft geen bladgroenkorrels, wel een celkern en een celwand

1. bacterie
2. schimmel
3. plant
4. dier

WAT NU?

Hoorcollege Freek Vonk

Na je middelbare schooltijd kun je gaan studeren aan het MBO, HBO of de Universiteit. 

Daar zul je hoorcolleges volgen. Je krijgt dan een mondelinge uitleg van de leerstof.

Evolutie

Deze les ga je een gedeelte van een hoorcollege over Evolutie bekijken.

Vol enthousiasme verteld Freek Vonk over de Evolutie.

Het college geeft je veel inzicht en helpt je om de Evolutietheorie en de begrippen beter te begrijpen.

Het hoorcollege staat voor je klaar op de volgende slide.

Evolutietheorie:

-variatie in genotypen

-natuurlijke selectie

-ontstaan nieuwe soorten

www.npostart.nl

Heb je je kunnen concentreren op het hoorcollege van Freek Vonk?

1. Ja, omdat ik Freek Vonk leuk vind
2. Ja, omdat ik geïnteresseerd ben in de Evolutietheorie
3. Ja, omdat ik een goed resultaat wil voor de opdracht
4. Nee

Mensen die geloven dat alle ......................... zijn ontstaan uit eenvoudige ........................., waarbij ook veel soorten zijn ......................... , geloven in het .........................proces.

De evolutietheorie gaat ervan uit dat:

1. Door mutatie steeds nieuwe ......................... ontstaan. 

2. Als een organisme zich kan aanpassen aan zijn omgeving heeft hij een grotere ............................. Dit verschijnsel noemen we .........................

3. Dat door ......................... een zelfde soort steeds meer kan verschillen van elkaar, omdat ze in een andere omgeving leven. Hierdoor kunnen er uiteindelijk nieuwe ......................... ontstaan. Deze verschillende soorten kunnen zich uiteindelijk niet meer .......................... samen.

organisme

levensvormen

uitgestorven

evolutie

soorten

overlevingskans

natuurlijke selectie

isolatie

genotypen

voortplanten

Argumenten voor de evolutietheorie

1. Fossielen

2. Overeenkomst in bouw

3. Rudimentaire organen

4. Andere overeenkomsten

Overeenkomst in bouw

• Verschillende functies
• Dezelfde bouw
• Gemeenschappelijke voorouder
  
• Homologe organen

Analoge organen: Organen met dezelfde functie, maar een andere bouw/minder verwantschap.

Overeenkomst in cellen en stoffen

- Alle dieren zijn aan elkaar verwant > bestaan allemaal uit cellen.

- Processen in de cellen verlopen op dezelfde manier (bv mitose)

- DNA en eiwitten hoe meer deze stoffen overeenkomen hoe meer kans op een gemeenschappelijke voorouder. > mens en aap 98% overeenkomend DNA.

Vragen?

Nog vragen?

Noem drie dingen die je deze les hebt geleerd

 VOLGENDE LES

Herhaal en leer basisstof 2 en 3

Maak de opdrachten van basisstof 2 en 3(online versie)