Present Perfect v Past Simple

Present Perfect vs Past Simple
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Present Perfect vs Past Simple

Slide 1 - Diapositive

Wat weten we al?
We hebben de afgelopen tijd aandacht besteedt aan de past simple en past continuous. Wij gaan nu de verleden tijd uitbreiden met de present perfect.

Slide 2 - Diapositive

Doel
Aan het eind van de les weet je wat de present perfect is.

Slide 3 - Diapositive

Wat?
De present perfect geeft aan dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang/relevant is.

Je trekt dus een lijn van het verleden naar nu.

I have cleaned my car, look at it sparkle.
I have lived here since 1999.

Slide 4 - Diapositive

Hoe?
Je maakt de present perfect door have of has in te vullen gevolgd door de past participle (3de rijtje) van het werkwoord.

Dat ziet er zo uit:
I (to be) here all morning = I have been here all morning.
She (to make) all her homework = She has made all her homework.

Slide 5 - Diapositive

Ezelsbruggetje
FYNE JAS

For Yet Never Ever Just Already Since

Als deze woorden in de zin staan kan je er eigenlijk vanuit gaan dat de zin in de present perfect staat.

Slide 6 - Diapositive

Present Perfect vs Past Simple
Present Perfect gaat over een langere actie in het verleden die effect heeft op het heden.

Past Simple gaat over een korte actie op 1 punt in het verleden.

Slide 7 - Diapositive

1. I ... (to visit) Paris last year.
A
visited
B
have visited

Slide 8 - Quiz

2. She ... (to eat) sushi before
A
ate
B
has eaten

Slide 9 - Quiz

3. They ... (to travel) to many countries so far.
A
traveled
B
have traveled

Slide 10 - Quiz

4. Last night, we ... (to watch) a great movie.
A
watched
B
have watched

Slide 11 - Quiz

5. We ... (not - to finish) our homework yet.
A
didn't finish
B
haven't finished
C
not finished
D
didn't finished

Slide 12 - Quiz

6. He ... (to read) that book already.

Slide 13 - Question ouverte

7. We ... (to live) in this city for years.

Slide 14 - Question ouverte

8. The team ... (to win) the championship last season.

Slide 15 - Question ouverte

9. We ... (to see) that movie last week.

Slide 16 - Question ouverte

10. The company ... (to implement) new policies last month.

Slide 17 - Question ouverte

Zijn er nog vragen?

Slide 18 - Question ouverte

Taak
Deze week:

3H
3I
Oefenreview inleveren

Slide 19 - Diapositive