Días festivos, clase 4

Días festivos
clase 4 y 5
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Días festivos
clase 4 y 5

Slide 1 - Diapositive

Programa de hoy
Carta a los reyes magos (gelukt?)
Fiestas de España - escuchar
Imperfecto
Fiestas españolas - leer
Vocabulario navidad
Tarea para la próxima clase

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Verdadero o falso:
En España siempre se celebra Carnaval en la misma fecha.
A
Verdadero
B
Falso

Slide 5 - Quiz

Responde en Holandés:
¿Cuándo se celebra la Semana Santa?

Slide 6 - Question ouverte

¿Qué se hace mucho durante la Feria de Abril?
A
Samen zijn met familie met veel lekker eten en drinken.
B
De mensen dansen en daarbij wordt veel gegeten en gedronken.
C
Jongeren gaan de straat op met hun vrienden.

Slide 7 - Quiz

¿Porqué se celebra La Noche de San Juan?
A
Om de lente af te sluiten.
B
Om het begin van de zomer te vieren.

Slide 8 - Quiz

¿Dónde se celebra la Tomatina?
A
In Valencia.
B
In Puñol, een dorpje dichtbij Valencia.
C
Door het hele land.

Slide 9 - Quiz

¿Cuándo se celebra la Tomatina?
A
Op de laatste dag van de maand augustus.
B
Op de laatste woensdag van augustus.
C
Verschilt ieder jaar.

Slide 10 - Quiz

Wanneer gebruik je de imperfecto? (1)
1) Handelingen of situaties waarvan het begin en/of het einde buiten beschouwing blijft.

Bijvoorbeeld:
Antes vivía en España                                    (Vroeger woonde ik in Spanje)
Cuando era pequeño, tenía un perro     (Toen ik klein was, had ik een hond)

Slide 11 - Diapositive

Wanneer gebruik je de imperfecto? (2)
2) Voor het aanduiden van gewoontes en herhalingen in het verleden.

Bijvoorbeeld:
Todos los veranos íbamos a Francia.               (Iedere zomer gingen we naar Frankrijk)
Siempre desayunaba con un croisán.               (Ik at altijd een croissantje)

Slide 12 - Diapositive

Signaalwoorden imperfecto

Slide 13 - Diapositive

El pretérito imperfecto: verbos regulares

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

0

Slide 16 - Vidéo

De imperfecto wordt gebruikt voor:
A
jaartallen, handelingen in het verleden die zijn afgesloten
B
omschrijvingen, gewoonten en herhaaldelijke gebeurtenissen in het verleden

Slide 17 - Quiz

Imperfecto: wat is de ik -persoon van 'ser'?
A
sera
B
seía
C
era
D
sido

Slide 18 - Quiz

Imperfecto: wat is de ik-persoon van ir?
A
iba
B
vaya
C
ía
D
ido

Slide 19 - Quiz

Imperfecto: wat is de ik-persoon van ver?
A
visto
B
vía
C
veo
D
veía

Slide 20 - Quiz

Imperfecto
Ik zong (cantar)
A
canto
B
canté
C
cantaba
D
he cantado

Slide 21 - Quiz

imperfecto: ver, tú
A
veías
B
viste

Slide 22 - Quiz

Imperfecto:
ik dronk (beber)
A
bebo
B
bebía
C
bebían
D
beber

Slide 23 - Quiz

Imperfecto:
hij ging
A
voy
B
iban
C
iba
D
ir

Slide 24 - Quiz

Imperfecto:
escribir, tú
A
escribía
B
escribes
C
escribías
D
escribiste

Slide 25 - Quiz

¡ A practicar!
Ga naar: https://aprenderespanol.org/ejercicios/verbos/preterito-imperfecto/regulares-ar-elige.html

Klik op Comprobar om na te kijken en op más ejercicios voor meer opdrachten

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Fiestas españolas
Tarea 1: lees de beschrijvingen van 5 Spaanse feestdagen en beantwoord de vragen. Klik op het plusje om de teksten groter te maken.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Para la próxima clase
Breve presentación de tu día festivo favorito (min. 2 minutos)

Slide 32 - Diapositive