Samenstellingen compleet los&vast

GRAMMATICA EN SPELLING 4.3

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

GRAMMATICA EN SPELLING 4.3

Slide 1 - Diapositive

Grammatica en spelling 3F
4.3 


  • Theorie: woorden aan elkaar of los
  • Theorie: koppelteken

  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Diapositive

LESDOEL

AAN HET EINDE VAN DE LES SPEL JE WOORDEN JUIST: AAN ELKAAR OF LOS

Slide 3 - Diapositive

AAN ELKAAR OF LOS?
Aan elkaar of los?
  • Samenstellingen: eindexamen, werkplaatsmedewerker
  • Woorden met er-, hier-, daar- en waar plus een voorzetsel: erop, hierin
  • Werkwoorden die beginnen met een voorzetsel: opmerken, uitvinden

Slide 4 - Diapositive

0

Slide 5 - Vidéo

SAMENSTELLINGEN:

Slide 6 - Diapositive


WAT IS JUIST?
A
ZATERDAG AVOND
B
ZATERDAGAVOND

Slide 7 - Quiz


WAT IS JUIST?
A
KORTE TERMIJNGEHEUGEN
B
KORTETERMIJNGEHEUGEN

Slide 8 - Quiz


WAT IS JUIST?
A
FIETSVERHUUR
B
FIETS VERHUUR

Slide 9 - Quiz

                VOORNAAMWOORDELIJKE BIJWOORDEN:

Slide 10 - Diapositive


WAT IS JUIST?
A
Ik ben op zoek naar mijn telefoon.
B
Ik ben opzoek naar mijn telefoon.

Slide 11 - Quiz


WAT IS JUIST?
A
Wil je dat ik dat boek even voor je opzoek?
B
Wil je dat ik dat boek even voor je op zoek?

Slide 12 - Quiz


WAT IS JUIST?
A
De vis zit hier in.
B
De vis zit hierin.

Slide 13 - Quiz

WERKWOORDEN DIE BEGINNEN MET EEN VOORZETSEL: 
  • OPMERKEN 
  • UITVINDEN
  • BINNENKOMEN 
  • TERUGBRENGEN

Slide 14 - Diapositive


WAT IS JUIST?
A
Snoepautomaat
B
Snoep automaat

Slide 15 - Quiz


WAT IS JUIST?
A
Liefdes scène
B
Liefdesscène

Slide 16 - Quiz


WAT IS JUIST?
A
Hoge drukgebied
B
Hogedrukgebied

Slide 17 - Quiz


WAT IS JUIST?
A
Je mag niet rechts inhalen op de snelweg.
B
Je mag niet rechts in halen op de snelweg.

Slide 18 - Quiz



WAT IS JUIST?
A
Heb je de computers al opgestart?
B
Heb je de computers al op gestart?

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Vidéo

KLINKERBOTSING

Slide 21 - Diapositive

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
diepteinvestering
B
diepte-investering

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
skiuitrusting
B
ski-uitrusting

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
diploma-uitreiking
B
diplomauitreiking

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
autoalarm
B
auto-alarm

Slide 25 - Quiz

AARDRIJKSKUNDIGE NAMEN

Slide 26 - Diapositive

CIJFER, LETTER, SYMBOOL

Slide 27 - Diapositive

AFKORTINGEN

Slide 28 - Diapositive

NIET-, NON-, OUD-, EX-
EEN SAMENSTELLING MET DE WOORDEN:
niet-, non-, oud-, ex-

Slide 29 - Diapositive

EEN BEGRIP

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

WEGLATINGSSTREEPJE

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

Trema
ë ö ï ü ä 

Slide 34 - Diapositive

Wat is een trema?

Een trema zijn twee puntjes op een klinker bedoeld om duidelijk te maken hoe je een woord uitspreekt. 

DUS: alleen als de uitspraak zonder trema anders is!

Slide 35 - Diapositive

Voorbeelden trema:
  • Azië
  • patiënt
  • poëzie

Slide 36 - Diapositive

Trema
Een trema geeft dus aan dat er een nieuwe lettergreep begint:
geëist, beïnvloed, poëzie, zeeën, coördinatie, financiën,
kopiëren, egoïsme, geïnspireerd geëerd, knieën, zeeën 

In cijfers en getallen gebruik je een trema.
tweeënvijftig, drieëntachtig


Slide 37 - Diapositive

Wanneer geen trema?
  • Als er geen letterverwarring mogelijk is, zet je geen trema; financieel - gekopieerd
  • Woorden met een dubbele: afvloeiing, voltooiing
  • Voor de uitgangen -eum, -eus en -ien: opticien, museum
  • Woorden uit een andere taal

Slide 38 - Diapositive

Wel of geen trema?
A
gekopïeerd
B
gekopieerd

Slide 39 - Quiz

coordinatie 

officieel 
officiele 
poezie
patient
mecanicien 
museum
dieet
Met trema
Zonder trema

Slide 40 - Question de remorquage

Trema bij meervoud
Wanneer een woord in enkelvoud al eindigt op -ee:
-en toevoegen en een trema op de laatste e

zee- zeeën
twee- tweeën

Slide 41 - Diapositive

Wel of geen extra -e?
Valt de klemtoon op de laatste lettergreep?
JA? --> extra -e + trema op de laatste -e                                              
NEE? --> trema op de -e die er al staat
stra-te-gie - strategieën 
o-lie - oliën
fan-ta-sie - fantasieën
po-rie - poriën

Slide 42 - Diapositive

Aan de slag!

Slide 43 - Diapositive