Argumenteren les 3

Welkom 4V
Nederlands - 
Deze les:
  • huiswerk paragraaf 1 nakijken
  • terugblik paragraaf 1
  • uitleg paragraaf 2 (Argumentatiestructuren)
  • oefenen paragraaf 2
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom 4V
Nederlands - 
Deze les:
  • huiswerk paragraaf 1 nakijken
  • terugblik paragraaf 1
  • uitleg paragraaf 2 (Argumentatiestructuren)
  • oefenen paragraaf 2

Slide 1 - Diapositive

Opdracht 3 en 5 nakijken (blz. 64-67)
  • Kijk opdracht 3 na met het nakijkblad

  • Overleg met klasgenoten als je er niet uitkomt

  • Bespreek blijvende vragen klassikaal na

Slide 2 - Diapositive

Terugblik paragraaf 1
Standpunt: de wolf is welkom in Nederland, omdat...

  1. … de wolf hier honderd jaar geleden ook al rondzwierf. 
  2. … het een prachtig dier is.
  3. … de regering verlies van vee aan schapenboeren vergoedt.
  4. … ze alleen maar eng zijn in sprookjes.
  5. … de wolf een beschermde diersoort is. 
Zijn deze ^ argumenten feitelijk of waarderend?



Slide 3 - Diapositive

Terugblik paragraaf 1
Standpunt: de wolf is welkom in Nederland omdat...

  1. … de wolf hier honderd jaar geleden ook al rondzwierf.
  2. … het een prachtig dier is.
  3. … de regering verlies van vee aan schapenboeren vergoedt.
  4. … ze alleen maar eng zijn in sprookjes.
  5. … de wolf een beschermde diersoort is. 



  1. F
  2. W
  3. F
  4. W
  5. F

Slide 4 - Diapositive

Terugblik paragraaf 1
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.

  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde om meer stroom te gebruiken dan nodig is.





Slide 5 - Diapositive

Terugblik paragraaf 1
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.
  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde om meer stroom te gebruiken dan nodig is.





 Standpunt

Slide 6 - Diapositive

Terugblik paragraaf 1
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.
  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde om meer stroom te gebruiken dan nodig is.





 Standpunt
argument

Slide 7 - Diapositive

Terugblik paragraaf 1
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.
  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde om meer stroom te gebruiken dan nodig is.





 Standpunt
argument
tegenargument

Slide 8 - Diapositive

Terugblik paragraaf 1
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.
  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde om meer stroom te gebruiken dan nodig is.





 Standpunt
argument
tegenargument
weerlegging

Slide 9 - Diapositive

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Hoe onderscheid je een standpunt van een argument?

Standpunt     >>>want>>>    argument

Argument        >>> dus >>>    standpunt

Ondersteunt iets het standpunt, dan is het een argument(voor) of een weerlegging. 

Slide 10 - Diapositive

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Enkelvoudige en meervoudige argumentatie

  • Dus: om een standpunt te onderbouwen, heb je argumenten nodig… 
  • … en deze argumenten zijn feitelijk (controleerbaar) of waarderend (gebaseerd op smaak). 
  • Wat is beter: één argument? Of meer?
  •   Eén argument: enkelvoudige argumentatie
  •   Meer argumenten: meervoudige argumentatie
   



Slide 11 - Diapositive

Lezen: Argumentatiestructuren blz. 68, 69
  1. Meervoudige of enkelvoudige argumentatie
  2. Onderschikkende of nevenschikkende argumentatie

  3. (nevenschikkend met) afhankelijke of onafhankelijke argumenten

1                       2                     3

Slide 12 - Diapositive

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.2

Slide 13 - Diapositive

Oefening
Teken het blokkenschema bij de volgende redenatie:

Alcohol zou verboden moeten worden, want het is slecht voor de gezondheid. Alcohol verhoogt namelijk de kans om vroegtijdig te sterven.

Slide 14 - Diapositive

Oefening
Teken het blokkenschema bij de volgende redenatie:

Mijn band is lek en ik kan niet zelf mijn band plakken, daarom moet ik naar de fietsenmaker.

Slide 15 - Diapositive

Zelfstandig werken
Lezen tekst 1 Maak opdracht 1 blz. 69
Teken de schema's uit en controleer ze: van boven naar beneden moet je er 'want' tussen kunnen zetten, van beneden naar boven 'dus'. 
Maak daarna opdracht 2, blz. 70

Klaar? Werk aan je uiteenzetting (over de auteur van je leesboek)
Geef je boektitel door in het bestand in teams!

Slide 16 - Diapositive

Nakijken opdracht 1
Opdracht 1
  • 1 Kern van een goed antwoord: Het verbod op vleesreclame van de gemeente Haarlem is betuttelend/gaat wel erg ver. / De gemeente Haarlem heeft met het verbod op vleesreclame de verkeerde keuze gemaakt om een discussie over vleesconsumptie los te maken.
  • 2 Verdomhoekje: de plek waar de klappen vallen. Als je in het verdomhoekje zit, krijg je veel kritiek. De vleessector heeft dus veel kritiek gekregen.


Slide 17 - Diapositive

Nakijken opdracht 1
3. 


Slide 18 - Diapositive

Nakijken opdracht 1

Slide 19 - Diapositive

Nakijken opdracht 1

Slide 20 - Diapositive