4GT2 Grammar recap Unit 2

4GT2 Grammar recap
13-10-22
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

4GT2 Grammar recap
13-10-22

Slide 1 - Diapositive

This lesson: 
LessonUp:
- Woordvolgorde
- The passive
- Present simple vs present perfect 
- Adverbs & adjectives                                           Hierna:
                                                                                          Time for homework!

Slide 2 - Diapositive

Is de volgende stelling juist?
"In een zin komt plaats altijd na tijd."
A
JA.
B
NEE.

Slide 3 - Quiz

Zet in de goede volgorde:
1
2
3
4
5
wie
wanneer
wat
doet
waar

Slide 4 - Question de remorquage

Zet onderstaande zin in de goede volgorde:

[to the beach] [often] [.] [last year] [we] [went]

Slide 5 - Question ouverte

zet onderstaande zin in de goede volgorde:

[left] [they] [Madrid] [two days ago] [for] [.]

Slide 6 - Question ouverte

Zet de zin in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
drink
everyday
at home
a cup of tea

Slide 7 - Question de remorquage

Wat doet the passive (lijdende vorm)?
A
Het legt de nadruk op wie de actie uitvoert.
B
Het legt de nadruk op wat er wordt gedaan.

Slide 8 - Quiz

Maak de volgende zin passive:
They sell fruit here.

Slide 9 - Question ouverte

Maak de volgende zin passive:
My grandmother did the shopping.

Slide 10 - Question ouverte

Maak de volgende zin passive:
Someone stole my bike.

Slide 11 - Question ouverte

Hoe maak je the passive (lijdende vorm)?

Slide 12 - Question ouverte

Present simple
Present continuous
She usually goes to bed around 9.
We never go on holiday. 
Lindsey is talking to her friends at the moment. 
Are they playing video games right now?

Slide 13 - Question de remorquage

Deze tijd gebruik je om aan te geven dat iets nu aan de gang is:
A
Present simple
B
Past simple
C
Present continuous

Slide 14 - Quiz

Deze tijd gebruik je om aan te geven dat iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
A
Present simple
B
Past simple
C
Present continuous

Slide 15 - Quiz

Dit vertelt iets over een ander werkwoord en een bijvoegelijk naamwoord.
A
adverb
B
adjective
C
noun
D
verb

Slide 16 - Quiz

Een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord is een...
A
adverb
B
adjective
C
noun
D
verb

Slide 17 - Quiz

Welk woord is de adverb in de volgende zin:
He quickly grabbed the snake.

Slide 18 - Question ouverte

Welk woord is de adverb in de volgende zin:
You're going to become extremely popular.

Slide 19 - Question ouverte

Any questions?
- woordvolgorde 
- the passive
- present simple vs present perfect 
- adverbs & adjectives 



Time for homework:
unit 2.3  22 t/m 27
unit 2.4  29 t/m 38 
2.3 + 2.4 express yourself / get ahead
reading (classroom)

Slide 20 - Diapositive