Persoonlijk voornaamwoord met voorzetsels in de derde en vierde naamval

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Lesdoelen

Je hebt het persoonlijk voornaamwoord in de derde en vierde naamval herhaald

Je (her)kent alle voorzetsels +3 en +4

Je kent de vertalingen van de voorzetsels met de derde naamval 

Welke voorzetsels krijgen de vierde naamval?

Als er 'durch', 'für', 'ohne', 'um', 'bis' of 'gegen' in de zin staat volgt er na het voorzetsel een vierde naamval.
Som de persoonlijke voornaamwoorden in de vierde naamval op (hou de volgorde van ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie, Sie aan)

Als je dit nog moeilijk vindt: volg de volgende stappen

1. Staat er een voorzetsel met de vierde naamval in de zin? 

Zo ja: Schrijf (4) erachter. 

Zo nee: Schrijf (1) erachter

2. Kijk welk persoonlijk of vragend voornaamwoord je in de zin moet invullen en vul dit woord in de juiste naamval in.

Voorbeeld:

Ich habe eine tolle Hose für (+4) ........... (jij) mitgebracht. 

Stap 1: in de zin staat het voorzetsel für dus (+4)

Stap 2: het persoonlijke voornaamwoord "jij" in de vierde naamval is dich

Ich habe ein Geschenk für (jou) gekauft

1. du
2. dich
3. dir
4. du

Ohne (hij) gehe ich nicht mit

1. er
2. ihn
3. him
4. ihm

(zij) macht das so gut!

1. Sie (eerste naamval)
2. Sie (vierde naamval)
3. Ihr (derde naamval)

Sie kämpft gegen (jullie)

1. ihr
2. euch
3. uns
4. ihn

Es geht um (wij)

1. wir
2. uns
3. euch
4. sie

Wir haben nichts gegen (hij)

1. er
2. ihn
3. es
4. ihm

Hast du das Haus schon ohne (ik) geputzt?

1. ich
2. mich
3. mein
4. mir

Ist das Geschenk für (ik)

1. ich
2. mir
3. er
4. mich

Welke voorzetsels krijgen de derde naamval?

aus

bei

mit

nach

seit

von

zu

sinds

uit

met

naar (personen)

na, naar

bij

van, door

Als er 'aus', 'bei', 'mit', 'nach', 'seit', 'von' en 'zu' in de zin staat volgt er na het voorzetsel een derde naamval.
Som de persoonlijke voornaamwoorden in de vierde naamval op (hou de volgorde van ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie, Sie aan)

Ook hier kun je weer een stappenplan gebruiken

1. Staat er een voorzetsel met de derde naamval in de zin? 

Zo ja: Schrijf (3) erachter. 

2. Kijk welk persoonlijk of vragend voornaamwoord je in de zin moet invullen en vul dit woord in de juiste naamval in.

Voorbeeld:

Ich komme mit (+3) ................ (jij) mit.

1. Staat er een voorzetsel met de derde naamval? 

--> Ja: namelijk "mit". Noteer hierbij een (3)

2. Je moet "jij" invullen. "Jij" in de derde naamval is dir. 

Gehst du mit (ik) in die Eisdiele?

1. ich
2. mich
3. mir
4. ihr

Sie kauft mit (hij) ein Eis

1. er
2. ihn
3. ihm
4. es

Ich gehe mit (jij) einkaufen?

1. du
2. dir
3. dich
4. you

Er sitzt mit (zij) in einer Kneipe

1. ihr (3)
2. sie (1)
3. sie (4)

Luuk möchte mit (jullie) zum Supermarkt

1. ihr (1)
2. euch (4)
3. euch (3)

Kommst du mit (wij) mit ins Einkaufszentrum?

1. wir (1)
2. uns (3)
3. uns (4)

Du kannst mit (hen) Kuchen aussuchen.

1. sie
2. ihnen
3. Ihnen

Ich gehe mit (u) ins Kino!

1. Sie
2. ihnen
3. Ihnen
4. dir

Evalueer de lesdoelen: begrijp je het pers. + vr. voornaamwoord in de derde en vierde naamval en kun je het toepassen?

Het lukt goed

Het lukt met het boek bij de hand

Het lukt maar ik heb extra uitleg nodig

Het lukt nog niet, ik heb extra uitleg nodig