NN h4 + h5_od, vd en bn

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom bij de les Nederlands 

Welkom

- Vandaag herhalen we de deelwoorden en het

  bijvoeglijk naamwoord.

- Je oefent extra met werkwoordspelling.

- Ben je klaar dan ga je lezen in een leesboek.

 

Deze les

Soms worden deelwoorden (voltooid en 

onvoltooid deelwoord) een bijvoeglijk naamwoord.

bijvoorbeeld: 

Ik heb mijn huiswerk gemaakt  (vd) -

Het gemaakte (bn) huiswerk was lastig.

Huilend (od) rende ze naar huis. - 

Een huilend (bn) meisje rende naar huis.

Bijvoeglijk naamwoord 

Een onvoltooid deelwoord (hele werkwoord + d) dat voor een zelfstandig naamwoord staat en wat iets van het zn zegt.

 

bn van een onvoltooid deelwoord. 

de lopende man       de brullende leeuwen                een etend aapje.

        bn          zn                  bn            zn                                 bn        zn

Je schrijft: het hele werkwoord + d(e)

Een voltooid deelwoord  dat voor een zelfstandig naamwoord staat en wat iets van het zn zegt.

 

bn van een voltooid deelwoord. 

het gestrande schip       de gepoetste schoenen         een geschild appeltje

        bn               zn                  bn            zn                                 bn        zn

Je schrijft het:  zoals je het hoort (zo kort mogelijk)

Je schrijft een bijvoeglijk naamwoord van een vd alleen met een - n- op het eind als het voltooid deelwoord eindigt op een -n-.

 

bn met een 'n' op het eind 

de gesloten deur       de gewonnen wedstrijd          een versleten broek 

        bn           zn                  bn               zn                                 bn        zn

Ik heb gesloten

ik heb gewonnen

Het is versleten

Wat is de werkwoordsvorm in onderstaande zin?

 

De man was erg geschrokken van jouw uitval.

1. geschrokken vd
2. geschrokken bn

Wat is de werkwoordsvorm in onderstaande zin?

 

De geschrokken man gaf een schreeuw.

1. geschrokken vd
2. geschrokken bn

Wat is de werkwoordsvorm van onderstaande zin?

 

Onderzoekend keek hij mij aan.

1. onderzoekend od
2. onderzoekend bn

Wat is de werkwoordsvorm van onderstaande zin?

 

Zo'n onderzoekende houding wordt erg gewaardeerd.

1. onderzoekende od
2. onderzoekende bn

Wat zijn de werkwoordsvormen van onderstaande zin?

 

Onderzoekend keek de geschrokken man mij aan.

1. onderzoekend od geschrokken vd
2. onderzoekend bn geschrokken vd
3. onderzoekend bn geschrokken od
4. onderzoekend od geschrokken bn

De (verroesten)...spijker.

Noteer het bijvoeglijk naamwoord (van een vd)

Het (bezetten)...land.

Noteer het bijvoeglijk naamwoord (van een vd)

De (wuiven)...prinses.

Noteer het bijvoeglijk naamwoord (van een od)

Een (inspireren)...voorbeeld.

Noteer het bijvoeglijk naamwoord (van een od)

Het ruikt hier naar (verbranden).. autobanden

1. verbrandde
2. verbrande

Gisteravond (verwachten).. ik een mailtje.

1. verwachtte
2. verwachte

voltooid deelwoord

onvoltooid deelwoord

bijvoeglijk naamwoord

persoonsvorm

verleden tijd

Vorige week bereidde hij een maaltijd.

Vorige week heeft hij een maaltijd bereid.

De met liefde bereide maaltijd was lekker.

Waarom keek zij hem zo smekend aan?

Met een smekend gezicht keek hij haar aan

Hij bekladde het behang.

Het bekladde behang was verpest.

De kat lag spinnend op het kussentje.

Hoofdstuk 5, blz. 156 + 157

1) Maak opdracht 1 t/m 5 in je schrift 

Aan de slag!