Les 4

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1,2

Periode 3 Les 1 Einkaufen

Was machen wir heute?

1. Huiswerk in agenda zetten en plannen

2. Hausaufgaben kontrollieren

3. Wanneer welke proefwerken?

4. Lesen

5. Wörter

6. Neue Grammatik

7. Hausaufgaben

 

 

Pak je EF agenda

Hausaufgaben les 4

(Af)maken de opdrachten van les 4:

4.1 , 4.2,  4.3, 4.4, 4.5

Leren Wörterliste A B en C Du - Ne & Ne - Du & het werkwoord Möchten

Overhoring volgende week in de les 

70% goed dan verdien je een sticker. Heb je 5 stickers dan krijg je iets lekkers

Noteer het in je agenda, wat in de les af is kun je alvast doorstrepen.

 

Prüfungen P3

Periode 3

Week 14 Kijk en luistertoets

Week 15/16  Proefwerkweek

Week 17/18  meivakantie

3.1 Lesen Antworten

Titel:  

1. A

3.2 Wörter Antworten

3.2 Wört

3.3 Feesttenten

ich mache

du machst

er

sie macht

es

wir machen

ihr macht

Sie

sie mv  machen

ich reise

du reist

er

sie reist

es 

wir reisen

ihr reist

Sie

sie mv  machen

3.3 Feesttenten

ich arbeite

du arbeitest

er

sie arbeitet

wir arbeiten

ihr arbeitet

Sie

sie arbeiten

4.1 Lesen

Text-, Arbeitsbuch Seite 24

Hoe pakken we een leestekst aan?

Stap 1: lees de titel, kijk naar het plaatje. 

Wat betekent de titel, weet je dit niet dan zoek je het op!

Stap 2 lees de vraag en de antwoorden. 

Stap 3, nu ga je pas de tekst lezen of de alinea waar de vraag over gaat.

4.1 Lesen

Text-, Arbeitsbuch Seite 24

De leestekst doen we samen

 

4.1 Lesen Antworten

Text-, Arbeitsbuch Seite 24

1. a

2. - ze maken zich vast aan de boot

      - ze hebben een overlevingspak aan

 

4.2 Wörter

Text-, Arbeitsbuch Seite 19

Aufgabe 1 & 2

Gebruik Wörterliste A, B & C in je Grammatikbuch Seite 4/5

Vertaal de woorden boven de opdracht en kijk daarna welk woord bij de omschrijving past. 

 

4.2 Wörter Antworten

4.2

die Süßigkeiten

die Umkleidekabine

der Kuchen

zurückgeben

das Geschäft

das Regal

die Metzgerei

die Bäckerei

die Kartoffeln

 

4.3 Het werkwoord Möchten

Seite 26

Met het werkwoord 'möchten' geef je beleefd een wens of een verzoek weer. Het is een variant op 'mögen' en komt alleen in de tegenwoordige tijd voor. Er is dus geen voltooid deelwoord.

Duitsers zijn heel beleefd, ze gebruiken möchten ipv willen. In een restaurant vraag je bijvoorbeeld niet ik wil een cola, maar ik zou graag een cola willen.

Let op: het werkwoord kun je voor het grootste gedeelte vervoegen met de (fe)esttenten regel. Alleen bij de er/sie/es vorm wijkt het werkwoord af.

4.3 Het werkwoord Möchten

4.4 Lesen

Lees mee en luister mee

4.4 Lesen Antworten

4.4 lesen

1. c

2. Een jurk

    2 t- shirts

    sandalen

3. B

4. Zijn oude broek is kapot

4. B

4.5 Aussprache/sprechen

4.5 Aussprache/sprechen

Aufgabe 1. Vul de lege plekken in het onderstaande gesprek aan met de woorden of zinnen uit je woordenlijst. Je kunt gebruik maken van de zinnen op bladzijde 5/6 Gebruik ook andere woorden uit de woordenlijst.