VWO 3 Kapitel 7 Wiederholung Fälle

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Naamvallen

Waar staat de eerste naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staat de vierde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staat de derde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Hoe vind je een bepaald zinsdeel?

zin in een andere tijd zetten

wie/wat + gez + ond

wie/wat + gez

aan/voor wie?

gezegde

lijdend voorwerp

onderwerp

meewerkend voorwerp

Der-Gruppe

Der-Gruppe

de/het --> der/die/das

deze/die/dit/dat --> dies-

iedere/elke --> jed-

welke --> welch-

alle --> all-

sommige - manch

Ein-Gruppe

Ein-Gruppe

een --> ein-

geen --> kein-

mijn --> mein-

jouw --> dein-

zijn --> sein-

haar --> ihr-

ons/onze --> unser-

jullie --> euer-

hun --> ihr

uw --> Ihr

Wat gebeurde toch alwee bij tijdsbepalingen? Jedes Jahr.......

Welke voorzetsels krijgen altijd de 3e nv?

Koppel de juiste vertaling van de voorzetsels met de vierde naamval aan elkaar

naar

sinds

behalve

met

tot

uit

nach

seit

außer

mit

bis

aus

Und jetzt üben!

Was hast du [de kinderen] alles erzählt?

1. die Kinder
2. den Kinderen
3. die Kindern
4. den Kindern

Ich habe [de] Bäcker einen zehn Euroschein gegeben.

1. der
2. des
3. dem
4. den

Wer ist d… Trainer(m) euerer Mannschaft?

Ist das dein… Buch (o)?

Möchtest du ein… Teller (m) Suppe?

Nein, ich möchte ein… Tasse Tee.

Was gibst du dein…. kleinen Schwester?

Eva hat schon wieder ihr…. Hausaufgaben (mv) vergessen!

Wir fahren jedes Jahr (o) zweimal mit d…. Zug (m) nach Köln.

Alle Herren (mv) hatten ein…. schwarzen Anzug (m) an.

„Ich bin gleich bei (jou)
“, sagte der Kellner zu den Gästen.

Die Mutter gibt (de).... Kindern
eine Banane.

Nach d...... Deutschstunde (v) fahren wir immer nach Hause.