Sit quietly until teacher is ready to start the lesson.
The teacher should not have to say anything!
timer
2:00
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Behaviour in the class - start of the lesson
Enter class
Phone in phone bank
Sit down in seating plan and coats off
Notebook, pen, textbooks (if necessary) on desk
Sit quietly until teacher is ready to start the lesson.
The teacher should not have to say anything!
timer
2:00
Slide 1 - Diapositive
Vrijdag 26 januari - 2HAT1
10 minuten stillezen
PO Spreken en fictie
Herhaling grammatica
Aan de slag!
timer
10:00
Slide 2 - Diapositive
Deze les ga je...
...zinsontleding herhalen
Slide 3 - Diapositive
Herhaling grammatica
Zinsontleding
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Persoonsvorm en onderwerp
/In deze gemeente /rijdt/ de helft van de bewoners/ in een Volvo./
Persoonsvorm = rijdt
Verdelen in zinsdelen 4
Onderwerp = de helft van de bewoners
Slide 6 - Diapositive
Persoonsvorm en onderwerp
/Zestig journalisten uit twaalf landen /onderzochten / maandenlang /het Europese voetbal.
Persoonsvorm =
Verdelen in zinsdelen
Onderwerp = Zestig journalisten uit twaalf landen
Slide 7 - Diapositive
Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides.
Slide 8 - Diapositive
We gaan zinsontleding en woordbenoemen weer herhalen. Wat weet je nog van vorig jaar? (Denk aan: 'persoonsvorm' bij ontleden en 'lidwoord' bij woordbenoemen)
Slide 9 - Question ouverte
Hoe vind je de persoonsvorm?
Slide 10 - Question ouverte
De persoonsvorm vind je door
A
De zin vragend maken
B
de tijdproef of de getalproef toe te passen
C
door alle werkwoorden uit de zin op te schrijven
D
De PV is het woord dat vooraan staat
Slide 11 - Quiz
Wat is de PV in de volgende zin: Mijn opa leest de krant.
A
opa
B
mijn
C
leest
D
de krant
Slide 12 - Quiz
wat is de PV in de volgende zin:
Vandaag beginnen we met wiskunde.
A
beginnen
B
wiskunde
C
met
D
we
Slide 13 - Quiz
Wat is de PV in de volgende zin:
We gaan de zinnen nu controleren
A
we
B
controleren
C
de zinnen
D
gaan
Slide 14 - Quiz
Waarom was gaan de PV?
Slide 15 - Question ouverte
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 16 - Question ouverte
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin? Gisteren heeft mijn moeder mij geholpen met mijn huiswerk.
A
heeft
B
gisteren
C
mijn moeder
D
heeft geholpen
Slide 17 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin? Heb jij nog een slaapplaats kunnen regelen?
A
heb
B
een slaapplaats
C
heb kunnen
D
heb kunnen regelen
Slide 18 - Quiz
persoonsvorm: Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quiz
Wat betekent zinsontleding?
A
Je knipt de zin in stukjes. Deze stukjes heten zinsdelen.
B
Alle soorten woorden die er bestaan.
C
Je gaat kijken uit hoeveel letters de zin bestaat.
Slide 20 - Quiz
Wat is de eerste stap bij zinsontleding?
A
verdelen in zinsdelen
B
persoonsvorm zoeken
C
onderwerp zoeken
D
gezegde zoeken
Slide 21 - Quiz
Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?
Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald.
A
Gisteren hebben / we / een lief katertje / bij het dierenasiel / opgehaald.
B
Gisteren / hebben / we / een lief katertje bij het dierenasiel / opgehaald.
C
Gisteren / hebben / we een lief katertje / bij het dierenasiel / opgehaald.
D
Gisteren / hebben / we / een lief katertje / bij het dierenasiel / opgehaald.
Slide 22 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde WWG? (WWG = alle werkwoorden in de zin)
Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald.
A
hebben
B
opgehaald
C
hebben opgehaald
D
gisteren
Slide 23 - Quiz
Wat is het onderwerp OND? (OND = wie doet iets, 'wie hebben opgehaald'?
Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald.
A
we
B
bij het dierenasiel
C
een lief katertje
D
gisteren
Slide 24 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp LV? (LV = wie/wat hebben we gisteren opgehaald?
Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald.
A
we
B
bij het dierenasiel
C
een lief katertje
D
gisteren
Slide 25 - Quiz
Welke zinsdelen blijven over?
Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald.
A
gisteren
B
bij het dierenasiel
C
opgehaald
D
gisteren, bij het dierenasiel
Slide 26 - Quiz
De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord
Slide 27 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Mara
moet
hard
lachen
Slide 28 - Question de remorquage
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan
Slide 29 - Question de remorquage
Lies en Rob wonen in dezelfde straat. Persoonsvorm: Onderwerp: