Samenstellingen en tussenletters

Hoe schrijf je de samenstelling van super + erg?
1 / 21
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Hoe schrijf je de samenstelling van super + erg?

Slide 1 - Question ouverte

Hoe schrijf je de samenstelling van station + straat?

Slide 2 - Question ouverte

Hoe schrijf je de samenstelling van pan + koek?

Slide 3 - Question ouverte

Hoe schrijf je de samenstelling van groente + soep?

Slide 4 - Question ouverte

Hoe schrijf je de samenstelling van maan + schijn?

Slide 5 - Question ouverte

Hoe schrijf je de samenstelling van hel + vuur?

Slide 6 - Question ouverte

Hoe schrijf je de samenstelling van reus + leuk?

Slide 7 - Question ouverte

Hoe schrijf je de samenstelling van bol + boos?

Slide 8 - Question ouverte

Hoe schrijf je de samenstelling van lach + bek?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Hoe schrijf je de samenstelling van pen + zak?
A
pennezak
B
pennenzak
C
pennen zak

Slide 11 - Quiz

Hoe schrijf je de samenstelling van dorp + plein?
A
dorpplein
B
dorpsplein
C
dorpssplein

Slide 12 - Quiz

Hoe schrijf je de samenstelling van schat + bout?
A
schattebout
B
schattenbout
C
schatbout

Slide 13 - Quiz

Hoe schrijf je de samenstelling van beer + sterk?
A
berensterk
B
beersterk
C
beresterk
D
bere sterk

Slide 14 - Quiz

Hoe schrijf je de samenstelling van zon + schijn?
A
zonneschijn
B
zonnenschijn

Slide 15 - Quiz

Hoe schrijf je de samenstelling van spin + wiel?
A
spinnenwiel
B
spinnewiel
C
spinnen wiel

Slide 16 - Quiz

Hoe schrijf je de samenstelling van boon + soep?
A
bonesoep
B
bonensoep

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je de samenstelling van dorp + centrum?
A
dorpcentrum
B
dorpscentrum

Slide 18 - Quiz

Hoe schrijf je de samenstelling van aap + trots?
A
apetrots
B
apentrots

Slide 19 - Quiz

Hoe schrijf je de samenstelling van rij + instructeur?
A
rij instructeur
B
rij-instructeur
C
rijinstructeur

Slide 20 - Quiz

Hoe schrijf je de samenstelling van tweede + hands + kleren?
A
tweedehandskleren
B
tweede hands kleren
C
tweedehands kleren
D
tweede handskleren

Slide 21 - Quiz