Verwijswoorden

Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst naar een ander woord.
 Of naar een groepje woorden in de tekst. 
Of zelfs naar een hele zin.

Meestal staat dat woord of groepje woorden één regel eerder.


1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst naar een ander woord.
 Of naar een groepje woorden in de tekst. 
Of zelfs naar een hele zin.

Meestal staat dat woord of groepje woorden één regel eerder.


Slide 1 - Diapositive

Voorbeelden van verwijswoorden zijn:

hij, het, ze, zij, die, dat, hier, er, daar, dan, toen.

Slide 2 - Diapositive

voorbeelden:
Danny komt uit Groningen. Hij is daar geboren.
Het verwijswoord is: hij.      hij->Danny
Nouri heeft een mooi droomhuis, het staat in Beuningen.
Het verwijswoord is: het.  het-> het droomhuis
Ik was in de vakantie in Griekenland. Het was daar heel mooi weer.
Het verwijswoord is: daar.  daar -> in Griekenland
Het lievelingseten van Ebony is fufu. Dat vind ze heel lekker
Het verwijswoord is dat. Dat -> fufu

Slide 3 - Diapositive

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Wat is hier het verwijswoord?
A
uit
B
woont
C
zij
D
Nederland

Slide 4 - Quiz

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Waar verwijst "zij" naar?
A
Sharon
B
woont
C
hij
D
Nederland

Slide 5 - Quiz

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Vanessa
B
Ghana
C
land
D
dat

Slide 6 - Quiz

Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Waar verwijst "dat" naar?
A
Vanessa
B
Ghana
C
Nederland
D
komt

Slide 7 - Quiz

Ik heb zin in de pauze, Dan ga ik een croissant kopen.
Wat is hier het verwijswoord?
A
ik
B
dan
C
pauze
D
zin

Slide 8 - Quiz

Ik heb zin in de pauze. Dan ga ik een croissant kopen.
Waar verwijst "dan" naar?
A
croissant
B
in de pauze
C
zin
D
dan

Slide 9 - Quiz

Welke twee tekstverbanden
ken je al?

Slide 10 - Carte mentale

Welke van de onderstaande teksten heeft een opsommend tekstverband?
A
Hoewel hij arm is, leidt hij een heel gelukkig leven.
B
We hebben Dylan gekozen vanwege zijn creativiteit. Daarnaast heeft hij veel ervaring.
C
De stichting Wakker Dier komt op voor de dieren. Door middel van reclamespotjes op de televisie vraagt die club aandacht voor het ellendige leven van kippen en varkens in de bio-industrie.
D
Als je nu eerst je huiswerk afmaakt, gaan we straks naar de film.

Slide 11 - Quiz

Welke van de onderstaande teksten heeft een tegenstellend tekstverband?
A
Hoewel hij arm is, leidt hij een heel gelukkig leven.
B
We hebben Dylan gekozen vanwege zijn creativiteit. Daarnaast heeft hij veel ervaring.
C
De stichting Wakker Dier komt op voor de dieren. Door middel van reclamespotjes op de televisie vraagt die club aandacht voor het ellendige leven van kippen en varkens in de bio-industrie.
D
Als je nu eerst je huiswerk afmaakt, gaan we straks naar de film.

Slide 12 - Quiz

Tijdsvolgorde
voordat 
nadat 
eerst
daarna
wanneer
vroeger

Slide 13 - Diapositive

In welke zin staat een tijdsvolgorde?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 14 - Quiz

Signaalwoorden tijdsvolgorde zijn
A
want, omdat, namelijk
B
ten eerste, en, tot slot
C
eerst, vervolgens, dan
D
dus, kortom, slotsom

Slide 15 - Quiz

Geeft een voorbeeldzin van het tekstverband tijdsvolgorde.

Slide 16 - Question ouverte

Noteer een signaalwoord voor tijdsvolgorde uit alinea 6

Slide 17 - Question ouverte

Aan de slag!
Je gaat nu maken:
4.3 opdracht 8 t/m 11 en 13 t/m 15

Slide 18 - Diapositive