Hoofdstuk 3 Paragraaf 3 Het feodale stelsel

Het Feodale stelsel
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Het Feodale stelsel

Slide 1 - Diapositive

Leg in je eigen woorden uit de ontwikkeling van West-Europa van landbouwstedelijke samenleving naar landbouwsamenleving.

Slide 2 - Question ouverte

Je kan het verschil tussen het feodale stelsel en het hofstelsel uitleggen.

Slide 3 - Question ouverte

Doelen voor deze les: 
  • Je kan het volgende kenmerkend aspect  in eigen woorden uitleggen: 'Feodale verhoudingen in het bestuur'. 
  • Je kan uitleggen hoe het feodale stelsel zich ontwikkeld heeft. 
  • Je kan uitleggen hoe het ridderschap zich ontwikkeld heeft. 
  • Je kan het gevolg van analfabetisme in de tijd van monniken en ridders uitleggen. 
  • Je kan uitleggen hoe het Frankenrijk zich heeft ontwikkeld van Clovis tot aan Karel de Grote. 
  • Je kan uitleggen wat feodalisme is. 
  • Je kan uitleggen welk soort vazallen er waren. 
  • Je kan 3 plichten van een vazal noemen. 
  • Je kan 2 rechten van een  vazal noemen. 
  • Je kan uitleggen waarom de macht van koningen uiteindelijk verminderde door het leenstelsel. 
  • Je kan uitleggen waarom het voetvolk niet ridder kon worden. 
  • Je kan 5 onderdelen van de uitrusting van een ridder herkennen. 
  • Je kan 4 belangrijke waarden van een ridderschap noemen. 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Het Romeinse bestuur verdwijnt. 
Oorzaak: Groot gedeelte van West-Europa kon niet lezen of schrijven. 

Gevolg: Bestuur volgens geschreven wetten had geen zin. 

Slide 6 - Diapositive

Het Romeinse bestuur verdwijnt. 
Oorzaak: Door ruilhandel was er geen geld in omloop. 

Gevolg: Vorsten konden geen belasting heffen. 

Gevolg 2: Ambtenaren en militairen kunnen niet betaald worden en wegen niet onderhouden worden. 

Slide 7 - Diapositive

Het Frankenrijk
  1. 481: Clovis wordt koning van de Franken. 
  2. 511: Clovis sterft en verdeeld zijn rijk onder zijn 4 zonen. 
  3. 8ste eeuw. Karel Martel krijgt het hele rijk in handen. 
  4. 768 Karel de Grote voegt Noord-Nederland, Duitsland en Noord-Italie toe aan zijn rijk. 
  5. 800 Karel de Grote wordt keizer van het Heilige Romaanse Rijk. 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Het Feodale stelsel
Bestuurlijk systeem Karel de Grote: 

  • Karel gaf een gebied (in leen) om te besturen aan de adel. 
  • In ruil voor het besturen van dit gebied leverden deze edelen soldaten in tijden van oorlog en zwoer trouw.  

Dit stelsel heet: Leenstelsel of feodalisme

Slide 10 - Diapositive

Waarom moesten edelen soldaten leveren en niet geld?

Slide 11 - Question ouverte

Het Feodale stelsel
Plichten leenheer: Bescherming van zijn onderdanen. 

Plichten leenman: 
  • Soldaten leveren aan het leger van de heer. 
  • Rechtspraak  in zijn gebied. 
  • Zorgen voor orde en veiligheid. 

Rechten Leenman:
  • Inkomsten heffen uit zijn gebied. 
  • Krijgt een ambt plus domein/burcht. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Het feodale stelsel
814: Karel de Grote sterft. 

Leenmannen gaan zich meer als zelfstandige vorsten profileren. 

Gevolg: Het leen werd erfelijk. 

9de eeuw: Leenheren gaan zelf ook land in leen geven en worden daarmee ook leenheer. 

Gevolg: Macht en invloed van vorsten verminderd nog meer. 

Slide 15 - Diapositive

Ridders
Romeinse Rijk: Cavalerie was alleen een aanvulling op het leger.

Karel de Grote: Riep een ruiterleger op. 

Oorzaak: technische verbetering waren ruiters superieur geworden aan het volk. 

Slide 16 - Diapositive

Ridders: 
Ridders hadden: 
  1. Een lans
  2. Zwaarden
  3. Malienkolder
  4. Paard
  5. Stjigbeugels.

Slide 17 - Diapositive

Ridders
Oorzaak: Ridders moesten hun uitrusting zelf betalen en hadden inkomsten uit hun domein. 

Gevolg: Het voetvolk kon dit niet betalen, daardoor waren ridders vaak rijke heren. 

Slide 18 - Diapositive

Ridders
Ridderschap:  Leden moesten zich: 
  1. Moedig zijn. 
  2. Eerlijk zijn. 
  3. Trouw zijn.
  4. Kameraadschap tonen. 

Slide 19 - Diapositive

Aan de slag: Huiswerk
  • Maken paragraaf 3.3. 
  • Nakijken paragraaf 3.3. 
  • Nakijken vorige paragrafen. 
  • Leren leerdoelen 3.3. 

Slide 20 - Diapositive

Leg in je eigen woorden uit: Feodale verhoudingen in het bestuur.

Slide 21 - Question ouverte

Noem 4 belangrijke waarden van een ridderschap.

Slide 22 - Question ouverte

Aan de slag: 
  • Maken paragraaf 3.3. 
  • Nakijken paragraaf 3.3. 
  • Nakijken vorige paragrafen. 
  • Leren leerdoelen 3.3. 

Slide 23 - Diapositive