Engels tijden hoofdstuk 4 (present, past, future)

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2,3

At the end of this lesson I ...

...can use the present, past and future simple and continuous tenses and the present perfect correctly in sentences.

Present Simple

SHIT!

I drink

You drink

He drinks
She drinks

It drinks

We drink

They drink

You drink

My brother drinks coffee.

He drinks coffee.

Als je het hebt over gewoontes...

DEvery day I drink coffee in the morning.

Every day you drink coffee in the morning.

Every day she drinks coffee in the morning.

Every day he drinks coffee in de the morning.

Every day we drink coffee in the morning.

Every day they drink coffee in the morning.

Every day you drink coffee in the morning.

She/he/it = ww + s

Past Simple

Past Simple

You use the past simple when something happened in the past and is finished.

The past simple is what we call in Dutch: de verleden tijd

Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Past simple = Verleden tijd

Past Simple

The past simple is what in Dutch is called the verleden tijd

L.A.W.D.Y.

* Last

* Ago

* When

* Dates

* Yesterday

PAST SIMPLE

Elk Engels tijd heeft andere regels voor bevestigend, ontkennend en vraag zinnen

Soort zin	In Engels	Werkwoord	Let op
Bevestigend	Positive / affirmative	I, you, she, he, it, we, they + ww + -ed / ww 2e kolom	Regular verb I watch ed TV last night Irregular verb I went to school yesterday
Ontkennend	Negative / negation	I, you, she, he, it, we, they + didn't + ww 1e kolom	I didn't go to school yesterday
Vragend	Question	Did + I, you, she, he, it, we, they + ww 1e kolom + ?	Did you watch TV last night ?

Future Simple

4 ways to create the future simple

1. Will - far away future - less certain it will happen - promise
2. Be going to - near future - planned - likely to happen - evidence (bewijs)
3. Present simple - future scheduled event e.g. train times
4. Present continuous - soon/near future - will happen

Wanneer?

* Een voorspelling maken gebaseerd op gevoel
think, believe, doubt

• [I doubt that NAC will win the championship this year.]
• [We believe that people will live on Mars by 2050.]

* Een belofte of beslissing maken op het moment van spreken

• [Don't get up, I will open the door for you.]

* Praten over een toekomstig feit

• [James will be fifteen years old next week.]

Hoe?

[+] will + hele werkwoord

• I will help you later today.

[-] will not/won't + hele werkwoord

• I will not / I won't help you later today.

[?] Will + Onderwerp

• Will you help me later today?

Uitzondering

[?] Shall + I / We

• Shall we go to the cinema later?

• Wanneer je een voorstel maakt vanuit de éérste persoon (Ik / Wij) dan gebruik je niet will maar shall

Present Continuous

Wanneer gebruik je de 'Present Continuous'?

• De vorm gebruik je als iets aan de gang is op het moment dat je erover spreekt of schrijft.
• Iets gebeurt dus op dit moment.

Hoe ziet de vorm eruit?

am / are / is + werkwoord + ing

He is working at the moment.

Past Continuous

Past Continuous

De past continuous beschrijft handelingen of gebeurtenissen in een tijd voorafgaand aan het heden, die in het verleden begonnen is en die nog steeds aan de gang is op het moment van spreken. 

In andere woorden, het beschrijft een onafgemaakte of onvolledige handeling in het verleden.

Past Continuous

When something was going on for a period of time in the past.

We were playing football yesterday

Past Continuous

Past tense of the verb 'to be' and verb + ing

I was playing

You were playing

He was playing

We were playing

You were playing

They were playing

PAST CONTINUOUS

Bevestigend, ontkennend & vraag zinnen

Soort zin	In Engels	Werkwoord	Let op
Bevestigend	Positive / affirmative	I, she, he it + was + ww + -ing You, we, they + were + ww + -ing	I was watch ing TV last night. We were watch ing TV last night.
Ontkennend	Negative / negation	I, she, he it + wasn't + ww + -ing You, we, they + weren't + ww + -ing	I wasn't watch ing TV last night. We weren't watch ing TV last night.
Vragend	Question	Was + I, she, he it + ww + -ing + ? Were + You, we, they + ww + -ing + ?	Were you watch ing TV last night ? Was I watch ing TV last night ?

She/he/it = was + ww + ing

I/you/we/they = were + ing

Present Perfect

Herhaling

                       Present perfect

        have / has + voltooid deelwoord

Wat is dan het voltooid deelwoord?

er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 

                                                           

                                                  onregelmatige werkwoorden

1

2

           

             regelmatige werkwoorden       

1

werkwoord + -ed

play - played

walk - walked

work - worked

want - wanted

           

             onregelmatige werkwoorden

2

Het derde woord uit de rijtjes 

To do - did - done

to fly - flew - flown

to fight - fought - fought

Signal Words - Fijne Jas

F for - (nu) al

Y yet - al (in vraagzinnen)

N never - (nog) nooit

E ever - ooit

J just - net

A already / always- al / altijd

S since - sinds

Bevestigend (Positive form)

Sbj + has/have + V3

He/she/it + has + started

I/you/we/they + have + started

e.g. I have done it.

He has done it.

Ontkennend (Negative form)

Sbj + has/have + NOT + V3

He/she/it + has not/hasn't + started

I/you/we/they + have not/haven't + started

E.g. I have not (haven't) done it. He has not (hasn't done it.

Vraag (Question form)

Has/have + sbj + V3

Has + he/she/it + started

Have + I/you/we/they + started

E.g. Have you done it? Has she done it?

Present Perfect