Bas 2 - Energie

Bas 2 - Energie
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bas 2 - Energie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
3 Je kunt het verband benoemen tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eerst even herhalen
pak je ipad en kom in lesson up

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stoffen ontstaan bij de verbranding van een kampvuur
A
Uitlaatgassen
B
Zuurstof en water
C
Koolstofdioxide en water
D
Uitlaatgassen en zuurstof

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stoffen ontstaan bij de verbranding van kaarsvet?
A
water koolstofdioxide
B
licht en warmte
C
zuurstof water
D
koolstofdioxide licht

Slide 5 - Quiz

Uitleg:
Energie komt vrij in de vorm van licht en warmte
Verbrandingsreactie verbranding van kaarsvet:


kaarsvet + ……………1……………… ==> ……………2………….. + …………3…….……….. + …………4…………
(brandstof) (verbrandingsproducten)

A
1: zuurstof 4: energie
B
1: koolstofdioxide 4: water
C
1: zuurstof 4: koolstofdioxide
D
1: zuurstof 4: brandstof

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan je doen met een indicator?
A
Een andere stof maken
B
Een andere stof laten verdwijnen
C
Een andere stof verkleinen
D
Een andere stof aantonen

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbranding
Daar hebben we het dus over gehad... 

Nieuw: verbranding vind ook plaats in je lichaam!
Ook nu: je hebt stoffen nodig & er ontstaan stoffen

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbranding in het lichaam
Nodig:
- Brandstof = glucose (suiker) 
- Zuurstof (inademen)

Ontstaat: 
- Water (zweet)
- Koolstofdioxide (uitademen)
- Energie (beweging, leven anders gaat een cel dood)

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn die stoffen?
Glucose: suikers (zit in je voedsel)
Energie: bij mensen is dat beweging

Zuurstof en koolstofdioxide: gassen in de lucht

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inspanning/ veel energie
Hoe meer inspanning je levert,
hoe meer brandstof en zuurstof je nodig hebt. 

Inspanning is bijvoorbeeld sporten
- in cellen veel verbranding
- je hart gaat sneller kloppen
- er ontstaat meer koolstofdioxide
- meer warmte komt vrij

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weinig inspanning / energie
ALs je niet veel lichamelijke inspanning verricht: verbrand je lichaam ook minder. 
Ze heeft minder energie nodig.
Je hart klopt rustig en je ademt rustig.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er bij lichamelijke inspanning met de ademsnelheid?
A
Die neemt toe
B
Die neemt af
C
Die blijft gelijk

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij lichamelijke inspanning ga je ..... zweten
A
meer
B
minder
C
evenveel

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij inspanning neemt dit toe:
A
Hartslag
B
Verbranding
C
Hartslag en verbranding
D
Fotosynthese

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurd er bij een grotere inspanning?
A
Minder diep inademen en hart klopt rustiger
B
Dieper inademen en hart klopt sneller
C
Minder diep inademen en hart klopt sneller
D
Dieper inademen en hart klopt rustiger

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er met het bloed bij inspanning?
A
Het wordt sneller door het hart gepompt.
B
Er komt meer hemoglobine in het bloed.
C
Het wordt anders verdeeld in het lichaam.
D
Je krijgt meer bloed.

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij lichamelijke inspanning wordt het lichaam ......?
A
Kouder
B
Warmer
C
Blijft gelijk

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk
Lees in je boek bladzijde 15 en 16
Maak opdracht 1, 2, 4, 5 en 6

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions