Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
a) De prijs daalt met 10% en de gevraagde hoeveelheid stijgt met 5%.
Bereken de elasticiteit.
b) De prijs stijgt met 10%. De waarde van de elasticiteit is -2.
Met hoeveel verandert de gevraagde hoeveelheid?
c) De elasticiteit is -0,5. Door een prijsdaling is de gevraagde hoeveelheid gestegen met 5%.
Met hoeveel procent is de prijs gedaald?
d) Van een product is de vraagcurve als volgt: qv = -4p + 24
Stel dat de prijs daalt van p = 4 naar p = 3.
Hoe groot is de prijselasticiteit van de vraag?
a) Ev = 5% /-10% = -0,5
b) -2 = proc. ver. q / 10%
procentuele verandering gevraagde hoeveelheid =
-2 x 10% = -20%
c) -0,5 = -5% / proc. ver. p
procentuele verandering prijs = -5% / -0,5 = 10%
d)
Ev = 50% / -25% = -2
De waarde van de elasticiteit zegt iets over of de omzet zal toe- of afnemen bij een prijsstijging of –daling.
- Bij een inelastische vraag zal een prijsstijging leiden tot een stijging van de omzet, omdat de procentuele stijging van de prijs groter is dan de procentuele daling van de gevraagde hoeveelheid. (en andersom...)
Er is sprake van een inelastische vraag en een daling van de prijs.
De afzet zal dan procentueel minder stijgen dan de prijs procentueel daalt. De omzet daalt dus.
Hoe sterk de gevraagde hoeveelheid van een goed afhangt van de prijs van een ander goed, komt tot uitdrukking in de kruislingse prijselasticiteit:
Kruislingse prijselasticiteit van de vraag (Ekv) =
De inkomenselasticiteit geeft weer hoe (sterk) de gevraagde hoeveelheid reageert op een verandering van het inkomen.
Er zijn drie mogelijkheden:
De vraag naar een goed kan afhangen van de prijs van een ander goed.
Er zijn 2 mogelijkheden:
1) Substitutiegoederen; als prijs van goed A stijgt, stijgt vraag naar goed B. Ekv is dus positief
2) Complementaire goederen; als prijs van goed A stijgt, daalt vraag naar goed B. Ekv is dus negatief.
cookieTextcookieStatement