Ontlastingspatronen en Voedingstoestand

Ontlastingspatronen en Voedingstoestand
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Ontlastingspatronen en Voedingstoestand

Slide 1 - Diapositive

Waar te vinden;
Zorgpad
Zorg algemeen VP 
Anatomie en Fysiologie
H 3.6 

Slide 2 - Diapositive

Doel van de les:
Aan het einde van de les kan de student benoemen:
- Wat een normale ontlastingspatroon is,
- Waaraan ze ontlasting kunnen herkennen wat afwijkend is,
- Wat een goede voedingstoestand is

Slide 3 - Diapositive

Wat is een andere benaming voor het spijsverteringsstelsel?
A
Ileus
B
Tractus digestivus
C
Nervus vagus
D
Peristaltiek

Slide 4 - Quiz

Als verpleegkundige observeer je de spijsvertering; waar let je specifiek op?

Slide 5 - Question ouverte

Verslikken
Bij verslikken treedt een hoestreflex op wanneer er voedsel of drinken in de luchtpijp komt.

Slide 6 - Diapositive

Braken en Braaksel
Braken (vomeren; het braken, vomitus, emesis) gebeurt onder invloed van prikkels uit het braakcentrum in de hersenstam. Braken heeft in principe een beschermende functie: verwijderen van schadelijke stoffen uit de maag en darm. 

Slide 7 - Diapositive

Activeren braakcentrum
1.  Virus of bacteriële infectie
2. Gifstoffen (alcohol)
3. Chemotherapie of andere medicatie
4. Bestraling
5. Prikkeling evenwichtsorganen
6. Hormonen (zwangerschap)
7. Drukverhoging in het brein.

Slide 8 - Diapositive

Wat zijn de observatiepunten bij braken?

Slide 9 - Question ouverte

Rood braaksel betekent?
A
Bloeding in de slokdarm
B
Bloeding in de maag
C
Alle antwoorden zijn juist
D
Kleur braaksel na het eten van rode bietjes

Slide 10 - Quiz

Bruinzwart braaksel betekent?
A
Braaksel bij gebruik van zwarte koffie
B
Alle antwoorden zijn juist
C
Braaksel bij gebruik van Norit
D
Bloed dat door maagsap is verteerd

Slide 11 - Quiz

Het braaksel ruikt naar feces. Wat is eraan de hand?
A
Zorgvrager heeft de handen niet gewassen
B
Ontsteking in de mond
C
De maag verteert de voeding onvoldoende
D
Darmafsluiting

Slide 12 - Quiz

Wat is een reflux?
A
Het terugstromen van maaginhoud naar de slokdarm en de mond.
B
Het terugstromen van de darminhoud naar de slokdarm en de mond
C
Explosief braken
D
Projectiel braken

Slide 13 - Quiz

Bij het observeren van de ontlasting (feces) let je op:

Slide 14 - Question ouverte

Wat ie een normale hoeveelheid ontlasting die iemand produceert?
A
200 gram
B
300 gram
C
500 gram
D
50 gram

Slide 15 - Quiz

Wat betekent observeren op consistentie bij feces?
A
Frequentie
B
Kleur
C
Vorm en vastheid
D
Geur

Slide 16 - Quiz

Bristol ontlastingsschaal

Slide 17 - Diapositive

Ontlasting heeft een bruine kleur door;
A
Invloed van specerijen
B
Aanwezigheid van bilirubine
C
Afwezigheid van ontstekingen
D
Voeding als koffie en drop

Slide 18 - Quiz

Wat betekent de term melena?
A
Verse roodkleurige ontlasting
B
Bruinkleurige ontlasting
C
Zwarte ontlasting
D
Groenkleurige ontlasting

Slide 19 - Quiz

Wat betekent de term steatorroe?
A
Bruinige en zwarte ontlasting
B
Groene ontlasting
C
Roodkleurige ontlasting
D
Grijzige en vettige ontlasting

Slide 20 - Quiz

Groene pus bij de ontlasting wijst op?
A
Het eten van veel doperwten
B
Darminfectie in het laatste deel van het colon of rectum.
C
Het eten van veel eieren
D
Infectie in het bovenste deel van de darm

Slide 21 - Quiz

Ontlasting
Samenstelling
Normale ontlasting bestaat uit water, slijm en zouten, bilirubine, vezels, darmbacteriën en afgestoten darmslijmvliescellen. Soms zijn deels onverteerde voedselresten zichtbaar.
Ontlastingspatroon (defecatiepatroon)
Het ontlastingspatroon is de ontlastingsfrequentie die iemand gedurende langere tijd heeft.

Slide 22 - Diapositive

Voedingstoestand

Slide 23 - Diapositive

BMI
Body Mass Index
Verhouding tussen lengte en gewicht.
regel: KG : lengte in meters (kwadraat)


Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Ondervoeding
Ondervoeding ontstaat als iemand een langere tijd minder energie of voedingsstoffen binnen krijgt, dan nodig is om gezond te blijven.

Onbedoeld gewichtsverlies (>5 procent in de afgelopen maand of >10 procent in een periode van de laatste 6 maanden)

BMI voor 20 - 65 jaar  kleiner dan 18,5
Ouderen > 65 jaar BMI kleiner dan 20.0
Mensen met COPD met een BMI kleiner dan 21.0

Slide 26 - Diapositive

Oorzaken ondervoeding
  • Verminderde voedselinname door een verminderde eetlust of misselijkheid (veranderde smaak).
  • Moeilijkheden met kauwen, proeven, slikken (droge mond) of vertering.
  • pijn, vermoeidheid, buikklachten
  • Psychologische problemen, zoals angst, depressie, verdriet. 
  • Sociale factoren, zoals eenzaamheid, geen mogelijkheid om eten te kopen of bereiden, verminderde mobiliteit.
  • Chronische ziekte, dementie, verslaving.

Slide 27 - Diapositive

Risicogroepen
  • Ouderen met beperking
  • Chronische ziekte hartfalen/ COPD
  • Kanker
  • Grote operatie ondergaan
  • problemen met slikken

Slide 28 - Diapositive

Gevolgen ondervoeding
  • Verminderde afweer (sneller infectie)
  • Vertraagde en slechtere wondgenezing
  • Sneller ontstaan van decubitus
  • Afbraak spierweefsel 
  • Vertraagd herstel na operatie of ziekte
  • Hogere kans op sterfte
  • Grotere kans op vallen
  • verminderde kwaliteit van leven
  • grotere kans op eenzaamheid

Slide 29 - Diapositive

Hoe vaak weeg ik een gezond persoon?
A
1x per week
B
dagelijks
C
1x per maand
D
als het uitkomt

Slide 30 - Quiz

Hoe vaak weeg ik een ondervoed persoon? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
1x per week
B
dagelijks
C
1x per maand
D
voor de afspraak met de diëtiste

Slide 31 - Quiz

wegen
  • Gezond persoon: 1x per maand, minimaal 1x per 3 maanden.
  • Risico op ondervoeding: minimaal 1x per maand.
  • Ondervoed persoon: 1x per week, voor de afspraak bij diëtiste.
 

Slide 32 - Diapositive

Waar kan ik naar kijken bij een persoon thuis of er ondervoeding dreigt?

Slide 33 - Carte mentale

Thuis check
  • Kijk in de koelkast naar de inhoud,
  • Versheid van  voeding (houdbaarheid),
  • Hoeveelheid van de voorraad,
  • Kijk/ vraag of de persoon zelf boodschappen kan doen,
  • Kijk/ vraag of de persoon zelf kan koken.
  • Zijn er lichamelijk klachten
  • navraag voedingspatroon

Slide 34 - Diapositive

SNAQ
Short
Nutritional
Assessment
Questionnaire

Slide 35 - Diapositive

Behandeling per voedingstoestand

  1. Groen (goede voedingstoestand)
  2. Oranje (risico op ondervoeding)
  3. Rood (ondervoed)

Slide 36 - Diapositive

Goede voedingstoestand
  • Geen behandeling,
  • Wel alert blijven op ondervoeding,
  • Screening elke 6 maanden

Slide 37 - Diapositive

Risico op ondervoeding
  • Verstrek tussendoortjes en noteer de intake
  • Uitleg geven over ondervoeding
  • Voedingstips
  •  Verstrek informatiefolders
  • Inschakelen arts en/ of diëtiste als bovenstaande niet werkt

Slide 38 - Diapositive

Ondervoed
  • Uitleg geven over ondervoeding en  voedingstips
  • Verrijking hoofdmaaltijden
  • Verstrek tussendoortjes en noteer de intake
  • Inschakelen arts en/ of diëtiste en zorg dat deze binnen 3 dagen langs is geweest
  • Start behandeling binnen acht dagen en binnen 5 dagen controle werkzaamheid

Slide 39 - Diapositive

Tips en adviezen
  • Veel energierijke voeding (eiwitten, suikers, vetten)
  • Kant en klare dieetproducten (poeders en dranken)
  • Maaltijden op vast momenten
  • Betrek de familie/ gezelschap bij de maaltijd(en)
  • Variatie in maaltijden en temperatuur 
  • Beweging
  • Neem de tijd om te eten

Slide 40 - Diapositive

Wat vonden jullie van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Sondage

Wat vonden jullie van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Sondage