Herhalen ontleden, gez,pv,ow,lv, mw, bijv.bep

Welkom bij Nederlands
H3B - 27 januari 2023

Nodig: schrift, pen, iPad/MacBook
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands
H3B - 27 januari 2023

Nodig: schrift, pen, iPad/MacBook

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de Struikelblokken
  • Vul de ontbrekende letters in.
  • Zet achter de zin wat voor soort werkwoord het is ( pvtt, pvvt, vd, od, inf, gw, bn).
timer
12:00

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zinsontleden tot BWB

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom leren ontleden?
Als je weet hoe een zin is opgebouwd, dan kan je de betekenis makkelijker achterhalen. Ook is de spelling van sommige woorden afhankelijk van hun plaats in de zin.

Als je een andere taal dan het Nederlands moet leren, is kennis van ontleden ook heel handig. Je kan dan gebruik gaan maken van de overeenkomsten tussen talen.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het Werkwoordelijk gezegde?
A
het eerste werkwoord van een zin.
B
alle werkwoorden samen in een zin.
C
het laatste werkwoord van een zin.

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat?
B
wie/wat+persoonsvorm?
C
wie/wat + werkwoordelijk gezegde
D
wie/wat + lijdend voorwerp?

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het lijdend voorwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat + wg + o?
B
wie/wat + wg?
C
wie/wat + mv?
D
wie/wat + lv?

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling zinsdelen

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd )
  2. Onderwerp                               (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin)
  4. Lijdend voorwerp                  (wie + alle benoemde zinsdelen? of wat + alle                                                              benoemde zinsdelen?)
  5. Meewerkend voorwerp      (aan wie + alle benoemde zinsdelen? of voor                                                                wie + alle benoemde zinsdelen?)

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
- Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is de persoonsvorm altijd een werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem het onderwerp: De jongen heeft geen zin in school.
A
geen zin
B
de jongen
C
school
D
heeft

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het onderwerp uit deze zin:
Ik loop naar beneden.
A
ik
B
naar
C
loop
D
beneden

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In elke zin staat een lijdend voorwerp.

A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is in de volgende zin het lijdend voorwerp?
- De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.

A
De postbezorger
B
De bestelling
C
De klant
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De postbezorger overhandigde
[de klant] de bestelling.

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik zal [de anderen] heus niets vertellen.


A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
onderwerp
D
lijdend voorwerp

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) IS (of wordt of blijft).

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Willem is jarig geweest.
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoordelijk
B
naamwoordelijk

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een naamwoordelijk gezegde...
A
...is het onderwerp iets.
B
...doet het onderwerp iets.

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het naamwoordelijk gezegde is:
A
zal [onbetaalbaar] blijven
B
zal onbetaalbaar blijven
C
[zal] onbetaalbaar [blijven]
D
[zal onbetaalbaar blijven]

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Ze heeft hard gewerkt.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Later wordt zij tandarts
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij wil gaan slapen.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ontleden
Bij het ontleden benoem je eerst: de persoonsvorm, het gezegde, het onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. De zinsdelen
die je overhoudt na het benoemen, zijn de bijwoordelijke bepaling (bwb).

Niet elke zin bevat een bwb en sommige zinnen hebben meer dan één bwb.

Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de vragen:
waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een bijwoordelijke bepaling
  • Belangrijkste zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp , meewerkend voorwerp. 
  • Wat overblijft is meestal de bijwoordelijke bepaling (bwb). 
  • Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als  wanneer, waar, waarmee, hoe, hoeveel, hoe, waarom, waarheen, waardoor,

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijwoordelijke bepaling
Let op
Niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten!

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijwoordelijke bepaling

Slide 30 - Diapositive

VWO moet de verschillende soorten bwb's kunnen herkennen. 
Hij fietste naar het sportveld.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 31 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de bijwoordelijke bepaling:
Met deze auto wil ik rijden.
A
ik
B
wil rijden
C
auto
D
met deze auto

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen die beginnen met:
A
wanneer, waar, hoe, hoeveel, waarheen, waarom, waardoor, waarmee
B
wie, wat, welke

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom wil mijn oma altijd [een zoen] hebben?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

[Gisteren] werd de kampioen gehuldigd op het stadhuis.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Loop volgend jaar [de marathon van New York].
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

'Liza at vandaag twee stukken pizza.'
A
Liza
B
pizza
C
twee stukken pizza
D
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ober, breng [ mij ] eens een glas water, alsjeblieft.

A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
onderwerp

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

[Aan jou] kan ik geen geheim vertellen.

A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
onderwerp
D
lijdend voorwerp

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
Over een jaar moeten we de auto opnieuw in de garage laten keuren.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.
D
Ja, de zin bevat drie bijwoordelijke bepalingen.

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Over een jaar moeten we de auto opnieuw in de garage laten keuren.

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 43 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
bijwoordelijke
bepaling
Ze
heeft
 dit jaar
een mooi cadeau 
voor haar vader
gemaakt.

Slide 44 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Ze
feliciteerde
hem
in de woonkamer. 

Slide 45 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedgekeurd.

Slide 46 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Morgen
gaat
het kleine meisje
bij haar oma
logeren.

Slide 47 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions