Introduction Unité 4

Aujourd’hui, c’est mardi 16 avril

Le but du jour:
Je kunt begrijpen wat David over zijn huis vertelt.

Menu du jour:
Introductie Unité 4 
Regarder
Start Lire




1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Aujourd’hui, c’est mardi 16 avril

Le but du jour:
Je kunt begrijpen wat David over zijn huis vertelt.

Menu du jour:
Introductie Unité 4 
Regarder
Start Lire




Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Introduction de l'unité 4


Quiz sur les pages 110-111

Slide 4 - Diapositive

Wat is 'à la campagne'?
A
in de stad
B
op het platteland
C
in een boerderij
D
een tweede huis

Slide 5 - Quiz

Wat voor soort woning is een studio in Frankrijk
A
een éénkamerappartement
B
een appartement met een lage huur
C
een vrijstaand huis

Slide 6 - Quiz

Wat is télétravail?



A
werken in het centrum van een stad
B
werken op televisie
C
werken vanuit huis

Slide 7 - Quiz

Noem drie Franse regio’s.

Slide 8 - Question ouverte

Régions en France

Slide 9 - Diapositive

Wat is de banlieue in Frankrijk?




A
de buitenwijk van een grote stad
B
het centrum van een stad
C
het platteland

Slide 10 - Quiz

Wat is een résidence secondaire ?



A
een ambassade
B
een tweede huis
C
een verpleeginrichting

Slide 11 - Quiz

Wat is géén woning

A
une maison individuelle
B
un appartement
C
un studio
D
une ville

Slide 12 - Quiz

Regarder
Lees de vragen bij exercice 1

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien

qu'est-ce qu'on fait aujourd'hui?
- Hadith en woorden van de week
- verbe aller leren
- Apprendre 3 bespreken
lesdoelen: 
Ik kan aller vervoegen in tegenwoordige tijd
je begrijp het als iemand de weg uitlegt
je kent de letters van het alfabet

Slide 15 - Diapositive

Herhaling
Tu as des frères ou des soeurs? J'ai 1 soeur / J'ai 2 frères. etc.

Il/elle s'appelle comment? Il/elle s'appelle ......... Salma etc.
C'est quel jour aujourd'hui? C'est mercredi, jeudi, vendredi
Tu aimes quelle matière? J'aime les maths/ le français/ etc.
Tu habites où? J'habite à ........ (woonplaats)

Slide 16 - Diapositive

In twee/drietallen
Spel de woorden in het Frans:
chambre                                 chaise
lit                                                escalier
porte                                         jardin
table                                          voiture
appartement                         cuisine
jouw eigen voor- en achternaam!

Slide 17 - Diapositive

écouter
de weg wijzen:
tout droit: rechtdoor
à gauche: links
à droite: rechts
les feux: de stoplichten
doornemen voca appr 3

Slide 18 - Diapositive