1e en 4e naamval ontleden der & ein-Gruppe

der-groep en ein-groep 1e en 4e naamval

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

der-groep en ein-groep 1e en 4e naamval

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
  • Ik ken de vormen van der- en ein-groep in de 1e en 4e naamval.

  • Ik weet hoe ik de 1e en 4e naamval moet vinden in de zin.
  • Ik weet wanneer een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Alle bezittelijke voornaamwoorden behoren tot de ein-groep: mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr + kein = geen

Slide 4 - Diapositive


1e naamval = .......
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp

Slide 5 - Quiz


4e naamval = ...........

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Kennst du ihn gut?

Wat is het onderwerp in deze zin?
A
kennst
B
du
C
ihn
D
gut

Slide 7 - Quiz

Haben Sie den Mann angerufen?

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
A
Haben
B
Sie
C
den Mann
D
angerufen

Slide 8 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
_____ Zoo (m) ist bis 18 Uhr geöffnet.
A
Die
B
Der
C
Den
D
Das

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
Meine Schwester schliesst ____ Kühlschrank (m) nie!
A
der
B
die
C
den
D
das

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
____ Kühlschrank (m) steht in der Küche.
A
Der
B
Die
C
Den
D
Das

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
Ich suche _____ Zoo (m).
A
Die
B
Der
C
Den
D
Das

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
Ich möchte gern ____ Fruchteis (o).
A
der
B
die
C
den
D
das

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste lidwoord: Ich habe ___________ Hund (m)gekauft.
A
ein
B
eine
C
einen

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
Ich finde ______ Film (m) Spiderman ganz toll.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
___________ Film Jumanji habe ich schon 3 mal gesehen.
A
Der
B
die
C
Das
D
Den

Slide 16 - Quiz

Vul het woord in de goede vorm in.
Kennst du (de) ___________ Freund aus Berlin?

Slide 17 - Question ouverte

Vul het woord in de goede vorm in.
Am liebsten esse ich (een) _____ Suppe.

Slide 18 - Question ouverte

Vul het woord in de goede vorm in.
(het) ___ Buch ist spannend.

Slide 19 - Question ouverte

Gibt es noch Fragen?

Slide 20 - Diapositive


Ik kan de 1e en 4e naamval toepassen in zinnen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage