8.4 Hoe dragen we ons steentje bij?

H8 Ontwikkelingslanden


§ 8.1 Verschillen in de welvaart.
§ 8.2 Wat is een ontwikkelingsland?
§ 8.3 Hoe boekt een land vooruitgang?
§ 8.4 Hoe dragen we ons steentje bij?
Ma 11 maart TT H7+H8
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H8 Ontwikkelingslanden


§ 8.1 Verschillen in de welvaart.
§ 8.2 Wat is een ontwikkelingsland?
§ 8.3 Hoe boekt een land vooruitgang?
§ 8.4 Hoe dragen we ons steentje bij?
Ma 11 maart TT H7+H8

Slide 1 - Diapositive

In deze les leer je:
- over de internationale afspraak van de VN;
- Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen,
   internationaal gezien.
- wat bedoeld wordt met Fairtrade.



GOAL!

Slide 2 - Diapositive

Wat vind jij?
Moet ieder (rijk) land aan
ontwikkelingssamenwerking doen?

Slide 3 - Diapositive

Verenigde Naties
Afspraak: ieder land besteedt minimaal 0,7% van het nationaal inkomen aan ontwikkelingssamenwerking.

Stel: - Nationaal inkomen = € 640 miljard.
         - Uitgaven ontwikkelingssamenwerking = € 5,7 miljard.
         Voldoet dit land aan de afspraak binnen de VN?

Je kunt dit op twee verschillende manieren uitrekenen!!!

Slide 4 - Diapositive

Stel: - Nationaal inkomen = € 640 miljard.
         - Uitgaven ontwikkelingssamenwerking = € 5,7 miljard.
         Voldoet dit land aan de doelstelling van de VN?

0,7% van € 640 miljard = 640 miljard : 100 x 0,7 = € 4,48 miljard
   Dus: ja, er wordt meer uitgegeven dan 0,7% van het NI.


II    
    

Slide 5 - Diapositive

Stel: - Nationaal inkomen = € 640 miljard.
         - Uitgaven ontwikkelingssamenwerking = € 5,7 miljard.
         Voldoet dit land aan de doelstelling van de VN?

0,7% van € 640 miljard = 640 miljard : 100 x 0,7 = € 4,48 miljard
   Dus: ja, er wordt meer uitgegeven dan 0,7% van het NI.


II    5,7 miljard
    ----------------- x 100 = 0,9%      dus: ja, er wordt meer ....................
     640 miljard
    

Slide 6 - Diapositive

Maken: opgave 3 + 6 (blz. 247)

Slide 7 - Diapositive

Opgave 3 (blz. 247)
a  € 4,51 = 0,55% van het nationaal inkomen. Wat is 100%?
        


Slide 8 - Diapositive

Opgave 3 (blz. 247)
a  € 4,51 = 0,55% van het nationaal inkomen. Wat is 100%?
    € 4,51 miljard ÷ 0,55 × 100 = € 820 miljard 
                                                          
b

Slide 9 - Diapositive

Opgave 3 (blz. 247)
a  € 4,51 = 0,55% van het nationaal inkomen. Wat is 100%?
    € 4,51 miljard ÷ 0,55 × 100 = € 820 miljard 
                                                          
Er moet 0,7% – 0,52% = 0,18% extra besteed worden.
     € 875 miljard ÷ 100 × 0,18 = € 1,575 miljard 
                                                           = € 1.575.000.000

Slide 10 - Diapositive

Opgave 6 (blz. 248)
a 

Slide 11 - Diapositive

Opgave 6 (blz. 248)
a  € 0,16 ÷ € 25 × 100% = 0,64%

b 

Slide 12 - Diapositive

Opgave 6 (blz. 248)
a  € 0,16 ÷ € 25 × 100% = 0,64%

b  € 85 ÷ € 0,16 = 531,25  -->  dus:  minimaal 532 T-shirts

c  

Slide 13 - Diapositive

Opgave 6 (blz. 248)
a  € 0,16 ÷ € 25 × 100% = 0,64%

b  € 85 ÷ € 0,16 = 531,25  -->  dus:  minimaal 532 T-shirts

c  € 175 ÷ 532 = € 0,33 per T-shirt

Slide 14 - Diapositive

MVO
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (zie ook § 3.2)
=
bedrijven houden rekening met bijv. de arbeidsomstandigheden (bijv. geen kinderarbeid) en het milieu (bijv. bij boomkap)

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

Fairtrade
Keurmerk dat aangeeft dat boeren voor hun producten een 'eerlijke prijs' ontvangen, d.w.z. de fairtradeprijs ligt iets boven de gewone prijsontwikkeling en garandeert een vaste minimumprijs.


Producten

Slide 17 - Diapositive

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?
ook van § 8.1 + § 8.2 + § 8.3 !

Slide 18 - Diapositive

De welvaart van een land wordt NIÉT bepaald door .....
A
de verdeling van de inkomens
B
het inkomen per hoofd van de bevolking
C
de betalingseenheid (= muntsoort)
D
de informele productie

Slide 19 - Quiz

Wat is géén oorzaak van onderontwikkeling?
A
politieke stabiliteit
B
slechte infrastructuur
C
protectiemaatregelen
D
grote schulden

Slide 20 - Quiz

Westers (rijk) land
Ontwikkelings-
land
Veel werk in
landbouwsector
Grote inkomens-ongelijkheid
Goede infrastructuur
Zeer snelle bevolkingsgroei
Zeer hoge schuldenlast
Analfabetisme
Met name eindproducten
Hoge levens-verwachting

Slide 21 - Question de remorquage

Wat is de doelstelling
van de
Wereld Handelsorganisatie (WTO)?
A
Meer protectie in de wereld
B
Wereldwijde vrijhandel
C
Meer microkredieten
D
Meer buffervoorraden

Slide 22 - Quiz

Juist of onjuist?
Nederland heeft een monocultuur.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Stel: de oogsten mislukken. Welke gevolgen heeft dit voor een land met een monocultuur?
A
De export van dit land neemt een beetje toe
B
De export van dit land neemt een beetje af
C
De export van dit land neemt sterk toe
D
De export van dit land neemt sterk af

Slide 24 - Quiz

Als een land minder hoeft te exporteren voor dezelfde import, dan is de ruilvoet van dat land ..................
A
verslechterd
B
verbeterd
C
niet veranderd

Slide 25 - Quiz

Wat is juist?
A
Buffervoorraden aanleggen vergroten het aanbod
B
Buffervoorraden aanleggen verkleinen het aanbod
C
Buffervoorraden aanleggen vergroten de vraag
D
Buffervoorraden aanleggen verkleinen de vraag

Slide 26 - Quiz

Het opleiden van de plaatselijke bevolking is een voorbeeld van ...
A
ongebonden hulp
B
gebonden hulp
C
noodhulp
D
structurele hulp

Slide 27 - Quiz



Wat zijn microkredieten?
A
Kleine geldbedragen geven aan ontwikkelingshulp
B
Kleine leningen voor kleine bedrijven
C
Kleine bedrijven opzetten in ontwikkelingslanden
D
Kleine bedrijven opkopen door multinationals

Slide 28 - Quiz

Waarom sluiten landen grondstoffenovereenkomsten?
A
Om de natuur te beschermen
B
Om de vraag te beïnvloeden
C
Om kartelvorming te bevorderen
D
Om de prijs stabiel te houden

Slide 29 - Quiz

Wat is mvo?
A
ondernemer levert wat de doelgroep wil
B
ondernemer streeft naar maximale winst
C
ondernemer werkt samen met andere ondernemers
D
ondernemer houdt rekening met de omgeving

Slide 30 - Quiz

Juist of onjuist?
Door Fairtrade krijgen boeren in ontwikkelingslanden een maximale prijs
voor hun producten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

Juist of onjuist?
Fairtrade-chocolade is meestal duurder dan 'gewone' chocolade.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Aan het werk
Maken: § 8.4
opg. 1, 2, 4, 5,
7 t/m 10 (blz. 246)
Zelf nakijken via Magister ELO Studiewijzers

Slide 33 - Diapositive

0

Slide 34 - Vidéo

Slide 35 - Vidéo

Slide 36 - Vidéo

Slide 37 - Vidéo

Slide 38 - Vidéo