Werkwoordspelling: tegenwoordige tijd (+ TOA)

Nederlands
Programma deze week:
- Starttaal: werkwoordspelling tegenwoordige tijd
- (Afmaken instaptoets)
- TOA-instaptoets lezen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Programma deze week:
- Starttaal: werkwoordspelling tegenwoordige tijd
- (Afmaken instaptoets)
- TOA-instaptoets lezen

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
+ eventueel: afmaken instaptoets

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen:
~ Je kunt straks uitleggen wat de persoonsvorm is en hoe je deze vindt.
~ Je weet straks welke stappen je moet zetten om werkwoorden in de tegenwoordige tijd juist te vervoegen.

Slide 3 - Diapositive

Werkwoordspelling
Het goed leren schrijven van werkwoorden in zowel de tegenwoordige als de verleden tijd.


Waarom is het belangrijk?


Slide 4 - Diapositive

Leest dit lekker?

Morgen word ik opgehaaldt door Jan.
Het paard loopd door de stal.
Wat wort er van mij verwachd?
Piet zegd dat de trein niet rijt


Slide 5 - Diapositive

Leest dit lekker?
Morgen word ik opgehaaldt door Jan.
Het paard loopd door de stal.
Wat wort er van mij verwachd?
Piet zegd dat de trein niet rijt

Beetje overdreven, maar juiste werkwoordspelling
komt toch netter over (in motivatiebrieven, e-mails, etc.)

Slide 6 - Diapositive

Tegenwoordige tijd
1. Vind de persoonsvorm:

Drie manieren om de persoonsvorm te vinden.

Dit is altijd de eerste stap!!

Slide 7 - Diapositive

Tegenwoordige tijd
1. Vind de persoonsvorm:
- Verander de zin in tijd
ik heb gefietst                  ik had gefietst
- Verander de zin in een vraagzin
ik heb gefietst                       heb ik gefietst?
- Verander de zin in aantal
ik heb gefietst                   wij hebben gefietst


Slide 8 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?
1. De consumenten hebben Ikea uitgeroepen tot beste winkelketen van Nederland.
2. Huppelend kwam de jongen na de wedstrijd thuis.
3. Na de voorstelling bleef het nog lang gezellig in de kantine.
4. Volgende week zal mijn neefje uit Suriname er ook bij kunnen zijn. 
5. Doordat de bliksem insloeg, hadden we geen internetverbinding.
6. Steven Kruijswijk blijft derde na aanval Pinot en Alaphilippe verliest tijd en bergrit.
7. Toen hij halverwege de wandeling was, at hij met genoegen zijn kroketten.




Slide 9 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?
1. De consumenten hebben Ikea uitgeroepen tot beste winkelketen van Nederland.
2. Huppelend kwam de jongen na de wedstrijd thuis.
3. Na de voorstelling bleef het nog lang gezellig in de kantine.
4. Volgende week zal mijn neefje uit Suriname er ook bij kunnen zijn. 
5. Doordat de bliksem insloeg, hadden we geen internetverbinding.
6. Steven Kruijswijk blijft derde na aanval Pinot en Alaphilippe verliest tijd en bergrit.
7. Toen hij halverwege de wandeling was, at hij met genoegen zijn kroketten.




Slide 10 - Diapositive

Persoonsvorm gevonden?
Ga na of het de tegenwoordige tijd of verleden tijd.

Slide 11 - Diapositive

Gebruik de ik-vorm:
Enkelvoud (ik, jij, hij, zij, u)
- na 'ik'
ik fiets     ik loop    ik denk     ik vind      ik beantwoord
- als jij/je achter de persoonsvorm staat
val je          help je           zeg je        vind jij      beantwoord je     
Let op: helpt je collega de gasten op het terras?     je = jouw

- bij gebiedende wijs
kom!        geef!        loop!

Slide 12 - Diapositive

Gebruik de ik-vorm + 't':
- bij alle andere gevallen
jij vindt, zij houdt, hij loopt, Jan helpt, u wordt

Weet je niet zeker of je een 't' schrijft of niet?
Vervang het werkwoord dan door 'lopen':
loop je?             dus ook:            vind je?
loopt Petra?                  dus ook:                    vindt Petra?

Slide 13 - Diapositive

Bij meervoud:
het hele werkwoord
Wij/jullie/zij        vinden, praten, helpen, rijden, etc.

Slide 14 - Diapositive

Korte gezamenlijke oefening:
1. Elke maand (veranderen) ze van haarkleur.
2. Ik (worden) gek van haar!
3. Het vliegtuig (landen) in Parijs.
4. Wanneer (beantwoord) je mijn mailtje?
5. Joshua en Karin (helpen) haar een handje.
6. Wat (gebeuren) er tijdens de reclame van het RTL Nieuws?

Slide 15 - Diapositive

Korte gezamenlijke oefening:
1. Elke maand verandert ze van haarkleur.
2. Ik word gek van haar!
3. Het vliegtuig landt in Parijs.
4. Wanneer beantwoord je mijn mailtje?
5. Joshua en Karin helpen haar een handje.
6. Wat gebeurt er tijdens de reclame van het RTL Nieuws?

Slide 16 - Diapositive

Zelf aan het werk!
Op Starttaal:
Starttaal online > 2F > taalverzorging >
werkwoordspelling > tegenwoordige tijd
Maak opdracht 1 tot en met 5 

Heb je de instaptoets nog niet klaar? Maak dan eerst deze af!

Klaar? Ga naar 2F > Taalverzorging > Woordenschat > Betekenissen
Maak de opdrachten!

Slide 17 - Diapositive

Volgende week: 
instaptoets luisteren

Neem je oordopjes mee!

Slide 18 - Diapositive

Lesdoelen:
~ Je kunt straks uitleggen wat de persoonsvorm is en hoe je deze vindt.
~ Je weet straks welke stappen je moet zetten om werkwoorden in de tegenwoordige tijd juist te vervoegen.

Slide 19 - Diapositive

Programma:
Instaptoets lezen

Eventueel: schrijfopdracht/Starttaal

Slide 20 - Diapositive

Vandaag: TOA instaptoets lezen

Ga naar studentenportaal
(rechts) meer applicaties
Scrol naar onder > TOA
Inloggen via Entree
Instaptoets lezen Nederlands


Slide 21 - Diapositive

Aan de slag!
Klaar?

3 opties (allemaal individueel):
- Afmaken instaptoets Starttaal
- Afmaken opdrachten werkwoordspelling (tt)
- Beginnen met de schrijfopdracht

Slide 22 - Diapositive