Atoommassa en molaire massa

§3.4 - Atoommassa en molaire massa
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

§3.4 - Atoommassa en molaire massa

Slide 1 - Diapositive

Welke atomaire deeltjes hebben welke lading en massa?
Proton
Neutron
Elektron
Positieve lading
Negatieve lading
Geen lading
1u
(bijna) geen massa
1u

Slide 2 - Question de remorquage

Atoommassa
De massa van een waterstofatoom is 1,66*10-27 kg

Niet zo handig...
Daarom is de atomaire massa-eenheid bedacht, dat is de u. 
1 u = 1,66*10-27 kg.

Slide 3 - Diapositive

Atoommassa 
Atoommassa's van ieder atoom kun je aflezen in 
het Periodiek systeem.
Zo is de massa van 
element P = 30,97 u. 

Slide 4 - Diapositive

Molecuulmassa's 
Hier tel je de atoommassa's bij elkaar op van alle atomen in één molecuul

Voorbeelden NaCl en Al2O3
De molecuulmassa van NaCl = 1 x 22,99 + 1 x 35,45 = 58,44 u
De molecuulmassa van Al2O3 = 26,98 x 2 + 3 x 16,00 = 101,96 u


Slide 5 - Diapositive

Begrippen van hoeveelheid
  • Duo
  • Een paar
  • Kwartet
  • Dozijn 
  • Gros


Slide 6 - Diapositive

Begrippen van hoeveelheid
  • Duo
  • Een paar
  • Kwartet
  • Dozijn 
  • Gros
  • MOL !

Een dozijn eieren, kippen, olifanten of wat dan ook, het is altijd een vaste hoeveelheid.

Slide 7 - Diapositive

Begrippen van hoeveelheid

  • De mol is een vaste hoeveelheid.
  • 1 mol = 6,02*1023 (deeltjes)

 
Dus 1 mol waterstof bestaat uit evenveel deeltjes als 1 mol goud!



Slide 8 - Diapositive

Aantal deeltjes
  • 1 mol = 6,02*1023 (deeltjes)
  • 6,02*1023 deeltjes = constante van Avogadro = NA

 
Dus 1 mol water bestaat uit evenveel deeltjes als 1 mol goud!



Slide 9 - Diapositive

Hoeveel mol zit er in:
? mol H in 3H2O = 6 mol
? mol C in 6CO2 =
? mol H in 8NH3 = 
? mol C in 1,2 mol C3H8 = 
? mol O-atomen in 1,9 mol cafeïne (C8H10N4O2) =






Slide 10 - Diapositive

Aantal deeltjes
 


N = n * NA of n = N/NA 

N = aantal deeltjes
NA = getal van Avogadro
n = hoeveelheid mol

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld
Berekenen hoeveel mol ijzeratomen zitten in 18,75·1023 ijzeratomen

N =
NA

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld
Berekenen hoeveel mol ijzeratomen zitten in 18,75·1023 ijzeratomen
n = Gevraagd = hoeveelheid mol = ?
N = aantal deeltjes/atomen = 18,75·1023
NA = getal van Avogadro = 6,02*1023

n = N / NA --> n = 18,75·1023 / 6,02*1023  =  3,11 mol

Slide 13 - Diapositive

Voorbeeld
Bereken het aantal koolstofatomen in 1,2 mol C3H8 (g)
Gevraagd = aantal C-atomen = aantal deeltjes = N = ?
n = hoeveelheid mol = 1,2 mol
NA = getal van Avogadro = 6,02*1023

C3H8 (g) bestaat uit 3 x C atomen, er is dus 3 * 1,2 = 3,6 mol C aanwezig
N = n * NA --> N = 3,6 * 6,02*1023  = 2,2*1024 atomen

Slide 14 - Diapositive

Oefenen
  • Lees van paragraaf 3.4 blz 133,134 en 135
  • Maak de opdrachten op het gekregen stencil

Slide 15 - Diapositive

§3.4 - Atoommassa en molaire massa

Slide 16 - Diapositive

Wat weet je over mol?

Slide 17 - Question ouverte

Begrippen van hoeveelheid
  • Duo
  • Een paar
  • Kwartet
  • Dozijn 
  • Gros
  • MOL !

Een dozijn eieren, kippen, olifanten of wat dan ook, het is altijd een vaste hoeveelheid.

Slide 18 - Diapositive

Begrippen van hoeveelheid

  • De mol is een vaste hoeveelheid.
  • 1 mol = 6,02*1023 (deeltjes)

 
Dus 1 mol waterstof bestaat uit evenveel deeltjes als 1 mol goud!



Slide 19 - Diapositive

Hoeveel mol zit er in:
? mol C in 2,1 mol C2H4
? mol H-atomen in 1,3 mol suiker (C12H22O11)






Slide 20 - Diapositive

Aantal deeltjes (herhaling) 
 


N = n * NA of n = N/NA 

N = aantal deeltjes
NA = getal van Avogadro
n = hoeveelheid mol

Slide 21 - Diapositive

Voorbeeld
Berekenen hoeveel mol koperatomen zitten in 16,91·1023 koperatomen

N =
NA

Slide 22 - Diapositive

Voorbeeld
Berekenen hoeveel mol koperatomen zitten in 16,91·1023 ijzeratomen
n = Gevraagd = hoeveelheid mol = ?
N = aantal deeltjes/atomen = 16,91·1023
NA = getal van Avogadro = 6,02*1023

n = N / NA --> n = 16,91·1023 / 6,02*1023  =  2,80 mol

Slide 23 - Diapositive

Hoeveel mol waterstof zit er in 1 mol water?
A
6,02*10^23
B
2
C
1
D
1,66*10^27

Slide 24 - Quiz

Het getal van Avogadro
(NA) is:
A
5,02 * 10^23
B
6,02 * 10^25
C
6,02 * 10^23
D
5,02* 10^25

Slide 25 - Quiz

Hoeveel deeltjes zitten er in 2,4 mol
H2O

Slide 26 - Question ouverte

Molaire massa M
De massa van 1 molecuul in u = Alle massagetallen bij elkaar opgeteld.
  • Molecuulmassa van 1 mol H2O =  ( 2 x H  +  1 x O ) =  
                                                            ( 2x1,008 + 1x16,00) = 18,016 u

M =  De massa van 1 mol moleculen in gram
  • Molaire massa H2O = 18,016  g/mol


Slide 27 - Diapositive

Molaire massa M
M =  De massa van 1 mol moleculen in gram
  • Molaire massa H2O = 18,016  g/mol

1 mol H2O weegt 18,016 gram
2 mol H2O weegt: 2 x 18,016 = 36,032 gram
3 mol H2O weegt: 3 x ....... 


Slide 28 - Diapositive

Dus..

Slide 29 - Diapositive

Voorbeeld
Bereken de massa van 5,640 mol water
m = gevraagd = ?
MH2O = 18,015 g/mol
n = 5,640 mol

m = n * M = 18,015 * 5,640 = 101,6  gram

Slide 30 - Diapositive

Voorbeeld
Hoeveel mol zit er in 134,6 g koolstofdioxide?
m = 
MCO2 =
n =



Slide 31 - Diapositive

Voorbeeld
Hoeveel mol zit er in 134,6 g koolstofdioxide?
m = 134,6 g
MCO2 = 44,01 g/mol
n = gevraagd = ?

n = m / M = 134,6 / 44,01 = 3,06 mol

Slide 32 - Diapositive

Schrijf over en bewaar 
Aantal gram / Molaire massa = aantal mol
Aantal mol x Molaire massa = aantal gram
Aantal mol x getal van Avogadro = aantal deeltjes
Aantal deeltjes / getal van Avogadro = aantal mol

Slide 33 - Diapositive

Aan de slag
  • Lezen paragraaf 3.4
  • Maken stencil

Slide 34 - Diapositive

Hoeveel gram (m) komt overeen met 5,3 mol NaCl? (M=58,44 g/mol)
A
0,09 g
B
11,03 g
C
309,7 g

Slide 35 - Quiz

Hoeveel gram (m) komt overeen met 0,442 mol CO2? (M=44,01 g/mol)
A
19,49 g
B
0,01 g
C
99,57 g

Slide 36 - Quiz

Aan de slag!
1. Maak een tweetal
2. Pak een weegschaal 
3. Pak een stof van de kar en weeg hoeveel gram dit is (voor suiker, zout en water gebruik je een weegcupje)
4. Bereken de Molaire massa van de gewogen stof
5. Reken uit hoeveel mol en hoeveel deeltjes (moleculen) er in onze stof zit
6. Herhaal voor verschillende stoffen

Klaar? 
1. Ruim je spullen op (terug op de kar)
2. Breng je resultaten naar mij en ga aan de slag met het stencil

Slide 37 - Diapositive

Over heel hoofdstuk 3
Welke onderwerpen/begrippen vind je nog lastig?

Slide 38 - Question ouverte

Slide 39 - Diapositive