2. Je weet wat endocriene en exocriene klieren zijn en kunt uitleggen wat de verschillen zijn.
3. Je begrijpt hoe het zenuwstelsel en het hormonale stelsel samenwerken.
4. Je weet wat een doelwitorgaan is.
5. Je kunt uitleggen hoe hypothalamus en hypofyse samenwerken.
6. Je kunt vertellen welke hormonen via neurosecretie in de bloedbaan komen.
7. Je kan aan de hand van afbeeldingen de werking van steroïde- en peptidehormonen uitleggen.
8. Je weet wat de functie is van regelkringen in het hormoonstelsel.
9. Je weet wat er bedoeld wordt met terugkoppeling, negatief dan wel positief.
10. Je kunt de invloed van RF (releasing factor) en IF (inhibiting factor) op de hormoonspiegel beschrijven.
11. Je kunt de werking beschrijven van alle relevante hormonen die in de hypofyse vrijkomen.