H33 - werkwoordelijk gezegde

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)

Slide 1 - Diapositive

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Schrijversbezoek
Elke donderdag lezen we samen uit dit boek.

Slide 4 - Diapositive

Zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm;
  2. verdeel de zin in zinsdelen;
  3. er staat één zinsdeel voor de persoonsvorm; 
  4. de werkwoorden zijn aparte zinsdelen. 

Slide 5 - Diapositive

de persoonsvorm

De persoonsvorm vinden:
  1. Maak van de zin een vraag, het werkwoord vooraan in de zin is de persoonsvorm.
  2. Zet de zin in een andere tijd, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
  3. Verander het getal van de zin, maak van enkelvoud meervoud of andersom, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Het onderwerp
Naast een persoonsvorm bevatten de meeste zinnen ook een onderwerp. Je vindt het onderwerp als volgt:
  • Stel de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm?
      > het antwoord op deze vraag is het onderwerp.



Slide 8 - Diapositive

Startopdracht
Maak de opdrachten op het werkblad.
timer
5:00

Slide 9 - Diapositive

Vandaag ...
  • Wat weet je nog?
  • Theorie
  • Aan de slag!
Doelen van de les: Je kunt het werkwoordelijk gezegde herkennen in een zin. 

Slide 10 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde
Een zin bevat een werkwoordelijk gezegde (wg):
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet.
  • Bestaat uit de persoonsvorm + overige werkwoorden.
  • Als de zin alleen een persoonsvorm heeft, is de persoonsvorm óók het werkwoordelijk gezegde.

VB: De voorzitter van de club / heeft / na afloop van het toernooi / de prijzen / uitgereikt.
pv = heeft
wg = heeft uitgereikt
ow = de voorzitter van de club


Slide 11 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 12 - Question de remorquage

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 13 - Question de remorquage

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
Piet
heeft
een blikje cola
in de pauze
gedronken

Slide 14 - Question de remorquage

EXTRA UITLEG BIJ DE SLIDE
De voorzitter reikt na het toernooi de prijzen uit.
pv = reikt
wg = reikt uit
Het hele werkwoord is namelijk uitreiken.

Slide 15 - Diapositive

waar
niet waar
Je kunt de persoonsvorm vinden door de zin vragend te maken.
Het hele werkwoord begint vaak met ge-   be-   ver-  ont-.....
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden die in de zin staan.
Je kunt het werkwoordelijk gezegde vinden door de tijdproef of de getalproef te gebruiken.

Slide 16 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde

Als de woordjes te of aan het vóór een werkwoord staan, horen die woordjes bij het werkwoordelijk gezegde.

  • Achter zijn villa / ligt / de beroemde acteur (ow) / in een hangmat /
      te lezen.
      wg = ligt te lezen

  • Enkele derdeklassers (ow) / waren / op het schoolplein / aan het basketballen.
     wg = waren aan het basketballen


Slide 17 - Diapositive

Werkwoordelijke uitdrukking

Soms is het werkwoordelijk gezegde een 'werkwoordelijke uitdrukking'

VB: Uit vrees voor arrestatie / kozen / de demonstranten (ow) / het hazenpad.
  • ‘Het hazenpad kiezen’ is een uitdrukking voor ‘vluchten’.
      Dus: wg = kozen het hazenpad



Slide 18 - Diapositive

hebben altijd een werkwoord.
vind je door de vraag: wie/ wat + pv?
vind je door de zin in een ander tijd te zetten.
is de persoonsvorm + alle werkwoorden of een werkwoordelijke uitdrukking.
Zinnen
Het onderwerp
De persoonsvorm
Een werkwoordelijk gezegde

Slide 19 - Question de remorquage

Aan de slag!
Maak hoofdstuk 33: opdr. 1 t/m 4 en 6
blz. 71/72

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar? 
Maak de opdrachten op het werkblad. 
Lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 20 - Diapositive

Huiswerk
Maandag 3 februari: 
H33: opdr. 1 t/m 4 en 6
snelhechter meenemen 

Slide 21 - Diapositive