Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Diapositive

Persoonsvorm 
Het werkwoord in de zin dat de tijd of het aantal aanduidt, is de persoonsvorm. 

Ik zit op school - Ik zat op school
Hij zit op school - Zij zitten op school


Slide 2 - Diapositive

Wat is de pv?
Wat eten we vanavond?

Als je dat niet veranderd, vind ik het niks meer aan.

Hij schudde de oplossing zo uit zijn mouw.

Waarom beantwoordt hij mijn berichtjes niet?

Slide 3 - Diapositive

Tegenwoordige tijd
De stam -> het werkwoord -en
ruwe stam: verven - verv    racen - rac     verhuizen - verhuiz
juiste stam: verven - verf    racen - race   verhuizen - verhuis

Ik + stam
Stam + je (loop je - fiets je - word je)
Hij/zij/jij + stam + t
Wij/jullie/zij (meervoud) + hele werkwoord

Slide 4 - Diapositive

Persoonsvorm tt
Hij (braden) de karbonades altijd aan.

Dat meisje (giechelen) al als je haar (aankijken).

Zij (beven) al als ze een spin (zien).

De dokter (spoeden) zich naar het ongeval.

Slide 5 - Diapositive

Verleden tijd
Sterke werkwoorden -> werkwoorden die sterk genoeg zijn om van klank te veranderen
Komen - kwam    vergeten - vergat     lopen - liep

Stam + te(n) of de(n) 
 't kofschip x -> T
fietsen -> fietste     schrijven - schrijfde    branden - brandde

Slide 6 - Diapositive

Persoonsvorm vt
Er (vallen) een stilte na die opmerking.

Hoewel hij een uur op kop (liggen), (winnen) hij de wedstrijd gisteren niet. 

De leraar (worden) zo boos, omdat je steeds (beginnen) met lachen.

Het nieuwtje (verspreiden) zich als een lopend vuurtje door de school.

Slide 7 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een werkwoord in de zin die aangeeft dat een handeling definitief is afgelopen.
ge, be, ver, ont of her

Zit de laatste letter in 't kofschip x -> t
Maak het woord langer gefiets... -> fietsTen 
dus gefietsT

Slide 8 - Diapositive

VT DW
Ik heb me in Dublin geen moment (vervelen).

De gasflessen in de fabriek zijn vannacht  (ontploffen).

Vorige week heb ik elke dag minimaal vijftien kilometer (lopen).

Gisteren heb ik zo ontzettend lekker (eten).

Slide 9 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord dat er achter staat.
De gestolen telefoon
Het verkleurde kussen

Het bijvoeglijk naamwoord is een voltooid deelwoord +e
Als het nodig is voor de klank, komt er een d of t bij: opgetutte
Soms laat je een letter weg, omdat een bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk geschreven moet worden: verloot - het verlote boek


Slide 10 - Diapositive

BN
De (sluiten) winkel is vannacht beroofd.

De (verbreden) weg is stukken verbeterd.

Mijn (breken) arm is nooit volledig hersteld.

De (verdwalen) kinderen zijn na twee dagen teruggevonden.

Slide 11 - Diapositive