Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.
zoutzuur: H+(aq) + Cl-(aq)
Welke zijn er nog meer?
salpeterzuur: H+ (aq) + NO3-(aq)
zwavelzuur: 2 H+ (aq) + SO42-(aq)
koolzuur: H2CO3(aq) instabiel, dus liefst H2O(l) en CO2(g)
azijnzuur: CH3COOH (aq)
Wat is de rationele naam van azijnzuur?
Wat zijn de drie andere namen voor azijnzuur?
Het ethanoaat of acetaat ion is: CH3COO- (aq)
Wat is de naam van het derde zwakke zuur?
koolzuur: H2CO3(aq)
fosforzuur: H3PO4 (aq)
Een base is een deeltje wat H+ ionen kan opnemen.
Deze H+ ionen worden afgestaan door een zuur.