7.1 Deviant op weg naar 1F - Thema 7 Geld - Moeilijke woorden

Nederlands
Thema 7 Geld - hoofdstuk 1

Moeilijke woorden en spreekwoorden
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Thema 7 Geld - hoofdstuk 1

Moeilijke woorden en spreekwoorden

Slide 1 - Diapositive

Doel
-Aan het einde van de les ken je de woorden van het thema 7 geld
-Aan het einde van deze les kun je de woorden gebruiken in en zin.
-Aan het eind van de les kun je zelf de woorden in een puzzel zetten.

Slide 2 - Diapositive

Start
blz 162 tot en met blz 177

We lezen samen de moeilijke woorden en de betekenissen.

Daarna gaan jullie zelfstandig de opdrachten maken.

Slide 3 - Diapositive

                          Moeilijke woorden.

Slide 4 - Diapositive

De belasting

Het geld dat je aan de overheid betaalt. Je betaalt bijvoorbeeld belasting over jouw loon.

Slide 5 - Diapositive

Contant

Met munt- en briefgeld.

Slide 6 - Diapositive

Financieel

Dingen die te maken hebben met geld.

Slide 7 - Diapositive

De garantie

Dat iets gratis gerepareerd wordt of dat je geld terugkrijgt als iets kapot is.

Slide 8 - Diapositive

Het inkomen
Het geld dat je elke maand krijgt, bijvoorbeeld jouw loon of een uitkering.

Slide 9 - Diapositive

De uitgave
Het bedrag dat je kwijt bent als je ergens voor moet betalen.

Slide 10 - Diapositive

De verzekering
Een afspraak waarbij jij geld betaalt aan een bedrijf en het bedrijf jou geld betaalt als er iets vervelends gebeurt of als iets kapot gaat.

Slide 11 - Diapositive

De uitkering
Het geld at je van de overheid krijgt omdat je niet kunt werken.

Slide 12 - Diapositive

Samen oefenen
Even kijken hoeveel woorden je al kent.

Je krijgt zo een aantal vragen en opdrachten.
Doel is om te checken wat je al weet.

Slide 13 - Diapositive

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"Het geld dat je elke maand opnieuw moet betalen".
A
De schuld
B
Overmaken
C
Het zelfvertrouwen
D
Het vaste lasten

Slide 14 - Quiz

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"Een tasje of mapje waar je jouw geld en pasjes in bewaard."
A
Contant
B
De portemonnee
C
De uitgave
D
De schuld

Slide 15 - Quiz

Wat betekent het woord:
"Garantie"

Slide 16 - Question ouverte

Wat betekent het woord:
"Verzekering"

Slide 17 - Question ouverte

Maken
Opdracht 1  blz 162 tot en met opdracht 2  blz 167
Start;
Maak de geldquiz Lees de betekenissen en zoek de moeilijke woorden erbij. Zet ze op de goede plek in de puzzel.


Opdracht 2 blz 165:
- Lees de leerdoelen
- Maak de vragen B,C,D en E

Lees de moeilijke woorden nog eens door



timer
25:00

Slide 18 - Diapositive

Nakijken en bespreken
We bespreken de opdrachten  die jullie hebben gemaakt.
Dit zijn: Opdracht 3 en opdracht 4 .

Slide 19 - Diapositive

Hoe ging het?
Ken je de woorden van het thema Geld?
Kun je de woorden gebruiken in een zin?

Slide 20 - Diapositive