di 30-3 V2A Grammatica 20

Programma groep 1 (op school)

  1. Kleine overhoring leerwerk leesvaardigheid
  2. Grammatica 20
  3. Huiswerkopdrachten maken
  4. Afsluiting en vooruitblik 
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Programma groep 1 (op school)

  1. Kleine overhoring leerwerk leesvaardigheid
  2. Grammatica 20
  3. Huiswerkopdrachten maken
  4. Afsluiting en vooruitblik 

Slide 1 - Diapositive

Bijzaken zijn toelichting en/of voorbeelden bij de hoofdzaken in een tekst.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 2 - Quiz

Je geeft de hoofdgedachte van een tekst altijd in één zin.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 3 - Quiz

Het onderwerp van een tekst geef je altijd in één woord.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 4 - Quiz

In een samenvatting neem je nooit bijzaken op.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 5 - Quiz

Grammatica 20

Slide 6 - Diapositive

Doel --> Je leert wat koppelwerkwoorden zijn en hoe je en naamwoordelijk gezegde herkent in een zin. 
Maar eerst even opfrissen hoe het ook alweer zat met die grammatica. 

Slide 7 - Diapositive

Wat is het onderwerp in deze zin?
Rapper Kayne West breekt na jarenlange samenwerking met zijn manager.

Slide 8 - Question ouverte

Rapper Kayne West breekt na jarenlange samenwerking met zijn manager.
A
na een jarenlange samenwerking = lijdend voorwerp
B
na een jarenlange samenwerking = meewerkend voorwerp
C
na een jarenlange samenwerking = bijwoordelijke bepaling
D
na een jarenlange samenwerking = voorzetselvoorwerp

Slide 9 - Quiz

Rapper Kayne West breekt na jarenlange samenwerking met zijn manager.
A
met zijn manager = meewerkend voorwerp
B
met zijn manager = lijdend voorwerp
C
met zijn manager = bijwoordelijke bepaling
D
met zijn manager = voorzetselvoorwerp

Slide 10 - Quiz

In de zee bij Japan hebben wetenschappers een grote hoeveelheid zeldzame metalen gevonden.
A
een grote hoeveelheid zeldzame metalen = onderwerp
B
een grote hoeveelheid zeldzame metalen = lijdend voorwerp
C
een grote hoeveelheid zeldzame metalen = meewerkend voorwerp
D
een grote hoeveelheid zeldzame metalen = bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?
In de zee bij Japan hebben wetenschappers een grote hoeveelheid zeldzame metalen gevonden.

Slide 12 - Question ouverte

De coach riep de fans op tot kalmte na het teleurstellende verlies.
A
de = lidwoord
B
de = bijwoord
C
de = voorzetsel
D
de = voornaamwoord

Slide 13 - Quiz

Noem een bijvoeglijk naamwoord uit de volgende zin.
De coach riep de fans op tot kalmte na het teleurstellende verlies.

Slide 14 - Question ouverte

Heb je die flyers van een vermiste papegaai gezien die overal in de stad hangen?
A
je = betrekkelijk voornaamwoord
B
je = bezittelijk voornaamwoord
C
je = aanwijzend voornaamwoord
D
je = persoonlijk voornaamwoord

Slide 15 - Quiz

Heb je die flyers van een vermiste papegaai gezien die overal in de stad hangen?
A
overal = bijvoeglijk naamwoord
B
overal = bijwoord
C
overal = zelfstandig naamwoord
D
overal = hulpwerkwoord

Slide 16 - Quiz

Noem een hulpwerkwoord uit de volgende zin.
Heb je die flyers van een vermiste papegaai gezien die overal in de stad hangen?

Slide 17 - Question ouverte

Soorten werkwoorden
Drie soorten werkwoorden:
1) Zelfstandig werkwoord (zww) (bv. fietsen, lopen, springen)
2) Hulpwerkwoord (hww) (bv. hebben, zijn, zullen)
3) Koppelwerkwoord (kww)

Slide 18 - Diapositive

Het koppelwerkwoord (kww)
Het koppelwerkwoord 'koppelt' het onderwerp aan een toestand of eigenschap. 
Die toestand of eigenschap is vaak een bijvoeglijk naamwoord. 

Ik ben blij
De presentatrice werd zenuwachtig van de zuchtende visagiste. 
De weersvoorspelling blijft grillig

Slide 19 - Diapositive

Aantal kww in een zin
De basisregels zijn bijna hetzelfde als bij een zelfstandig werkwoord: per zin staat er maar één koppelwerkwoord in (behalve natuurlijk als het een samengestelde zin is), de rest van de werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

Bram is leraar geworden.
Geworden = kww, is = hww


Slide 20 - Diapositive

Er zijn in totaal 9 koppelwerkwoorden.

Die kun je dus gewoon uit je hoofd leren!

Doe maar mee :) 

zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
heten
dunken
voorkomen

Slide 21 - Diapositive

Let op!
De meeste koppelwerkwoorden kunnen ook als hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord voorkomen in een zin.

De zon schijnt (zww) - Hij schijnt (kww) gelukkig te zijn. 
Hij is (hww) voorzitter geweest (kww) - Hij is (kww) een echte fijnproever 

Slide 22 - Diapositive

Wat is het koppelwerkwoord in de volgende zin?
Jammer dat het zo bewolkt was.

Slide 23 - Question ouverte

Wat is het koppelwerkwoord in de volgende zin?
Ondanks alle tegenslag, bleef ze optimistisch.

Slide 24 - Question ouverte

Wat is het koppelwerkwoord in de volgende zin?
De teleurstelling na het verlies in de belangrijkste wedstrijd was immens.

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het koppelwerkwoord in de volgende zin?
Het kopen van zogeheten 'lootboxen' in games is eigenlijk een vorm van gokken, aldus de Kansspelautoriteiten.

Slide 26 - Question ouverte

Wat is het koppelwerkwoord in de volgende zin?
De actrice is altijd bescheiden gebleven.

Slide 27 - Question ouverte

Wat is het koppelwerkwoord in de volgende zin?
Het oeuvre van de schrijver is door de jaren heen behoorlijk omvangrijk geworden.

Slide 28 - Question ouverte

Naamwoordelijk gezegde
Twee soorten gezegdes: 
1) Werkwoordelijk gezegde (wwg) (alle werkwoorden in de zin)
2) Naamwoordelijk gezegde (nwg)

Slide 29 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een koppelwerkwoord en één of meer zelfstandige of bijvoeglijke naamwoorden die iets zeggen over het onderwerp. 

De minister-president blijft geduldig

Slide 30 - Diapositive

Twee delen van het nwg
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:
1) het werkwoordelijke deel (dat is dus het koppelwerkwoord)
2) het naamwoordelijke deel (één of meer zelfstandige of bijvoeglijke naamwoorden die iets zeggen over het onderwerp)

Hannah is een spraakmakende leerling. 
is = werkwoordelijk deel
een spraakmakende leerling = naamwoordelijk deel

Slide 31 - Diapositive

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Schrijf het als volgt op: wd nwg = ... en nd nwg = ...

Ivar wil graag archeoloog worden.

Slide 32 - Question ouverte

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Schrijf het als volgt op: wd nwg = ... en nd nwg = ...
Quentin Tarantino is een Amerikaanse filmregisseur, acteur en scenarioschrijver.

Slide 33 - Question ouverte

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Schrijf het als volgt op: wd nwg = ... en nd nwg = ...

Zijn laatste film was een herhaling van eerder werk.

Slide 34 - Question ouverte

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Schrijf het als volgt op: wd nwg = ... en nd nwg = ...

De gasprijzen zijn de laagste van de afgelopen periode.

Slide 35 - Question ouverte

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Schrijf het als volgt op: wd nwg = ... en nd nwg = ...

Telefoneren in stiltecoupés blijft irritant.

Slide 36 - Question ouverte

Huiswerkopdrachten maken
  • Maak opdracht 2, 3, 5 en 6 op pagina 82-85 van je boek. 
  • Deze opdrachten zijn huiswerk voor 13 of 14 april. 
  • Je krijgt nu de rest van de les de tijd om aan deze opdrachten te werken. 
  • Je mag zachtjes overleggen met je buurman of buurvrouw.
  • Je maakt de opdrachten in je schrift!

Slide 37 - Diapositive

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 31 maart
Groep 1 (op school) / Groep 2 (thuis)

Dinsdag 6 april / woensdag 7 april
Toets leesvaardigheid 32, 33 en 34

Slide 38 - Diapositive