Toets 3H erf+evo

Evolutie en erfelijkheid

Succes!
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Evolutie en erfelijkheid

Succes!

Slide 1 - Diapositive

Het skelet van de mens zoals dat er nu uitziet, is volgens de evolutietheorie ontstaan uit het skelet van voorouders door veranderingen in het erfelijk materiaal.
Hoe wordt zo’n verandering in het erfelijk materiaal genoemd?
A
evolutie
B
rudimentair element
C
mutatie
D
genen

Slide 2 - Quiz

Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld? je kan op de afbeelding klikken dan wordt deze groter.
(kies de beste uitleg)
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door micro-evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan
D
Dat er veel apen zijn.

Slide 3 - Quiz

Soorten veranderen door natuurlijke selectie. Leg uit wat dit inhoudt.

Slide 4 - Question ouverte

Wat is GEEN argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Rudimentaire organen
C
Overeenkomsten in cellen
D
Uitsterven van soorten

Slide 5 - Quiz

Wat is evolutie?
A
het veranderen van gedaante bij een organisme
B
ontwikkeling die een organisme tijdens zijn leven doormaakt
C
het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten
D
het groter worden van een populatie

Slide 6 - Quiz

In de evolutie geldt survival of the fittest. Welke dieren hebben de hoogste fitness?

Slide 7 - Question ouverte

De evolutie heeft een duidelijk antwoord op de vraag "wat was er eerder: de kip of het ei?".
Geef dit antwoord en leg uit.

Slide 8 - Question ouverte

De evolutie van het paard is erg interessant. De eerste voorouders van het paard waren zo groot als een hond.
Vond de evolutie van het paard plaats voor of na de evolutie van de sauriërs? Leg je antwoord uit.

Slide 9 - Question ouverte

Leg uit hoe de poolhaas aan zijn witte vacht is gekomen.
Gebruik de volgende termen:
- natuurlijke selectie -mutatie -variatie binnen de soort
-survival of the fittest - evolutie

Slide 10 - Question ouverte

Wat is een fossiel?

Slide 11 - Question ouverte

In een populatie vossen zijn verschillen in fenotypen. Niet alle vossen zijn even groot en even donker gekleurd bijvoorbeeld. Geef twee redenen hiervoor.

Slide 12 - Question ouverte

Door geslachtelijke voortplanting gaat de evolutie...….. bij ongeslachtelijke voortplanting
A
sneller dan
B
langzamer dan
C
even snel als

Slide 13 - Quiz

Zet de gebeurtenisen op de juiste volgorde van 1 tot 7.
1
2
3
4
5
6
7
het zand en klei verstenen
De dode vis ligt op de zeebodem
De vis gaat dood
de zeebodem stijft boven de waterspiegel
Zand en klei bedekken de vis
De levende vis zwemt in zee
Door erosie komen aardlagen bloot te liggen

Slide 14 - Question de remorquage

Slide 15 - Diapositive

Op welk moment komt het genotype van een organisme tot stand?

Slide 16 - Question ouverte

Een cel heeft 7 chromosomen in de kern.
Is dit een gewone lichaamscel of een geslachtscel?
Leg je antwoord uit!

Slide 17 - Question ouverte

Een man en een vrouw hebben allebei een allel voor steil haar (A) en een allel voor krullend haar (a). Ze krijgen samen een kind.

Noteer de allelencombinaties die bij dit kind kunnen voorkomen.

Slide 18 - Question ouverte

Tussen mens en chimpansee komt het DNA voor meer dan 99% overeen.
Welke conclusie kun je daaruit trekken?

Slide 19 - Question ouverte

Noem twee voorbeelden van straling die mutaties kan veroorzaken.

Slide 20 - Question ouverte


In de familie van Femke komt cystische fibrose voor, een erfelijke ziekte. Femke zelf is kerngezond.
Leg uit dat het toch verstandig is van Femke om genetisch advies te vragen als zij een zwangerschap overweegt.

Slide 21 - Question ouverte

Taaislijmvliesziekte wordt veroorzaakt door een recessief gen (a).
Wat is het genotype van nummer 7 in de stamboom?

Slide 22 - Question ouverte

Taaislijmziekte wordt veroorzaakt door een recessief gen (a).
Twee ouders zijn beide heterozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt.
Ze krijgen samen een dochter.
Hoe groot is de kans dat deze dochter géén taaislijmziekte krijgt?

Slide 23 - Question ouverte


PAH is een aandoening waarbij de bloedvaten in de longen vernauwd zijn. PAH kan verschillende oorzaken hebben. Eén daarvan is een erfelijke afwijking, veroorzaakt door een dominant gen (A). 
In de afbeelding zie je een stamboom van een familie waarin de erfelijke vorm van PAH voorkomt. Wat is het genotype van persoon P? En van persoon Q?

Slide 24 - Question ouverte


In tekening 1 van afbeelding 1 hiernaast is een jong van een Maleise tapir getekend. In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.
Het jonge dier heeft hetzelfde fenotype als het volwassen dier.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz


In tekening 1 van afbeelding 1 hiernaast is een jong van een Maleise tapir getekend. In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.
Het jonge dier heeft hetzelfde genotype als het volwassen dier.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz


Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Een mutatie in een cel van de baarmoeder van een zwangere vrouw, kan verandering van het genotype van het embryo tot gevolg hebben.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz


Hoeveel chromosomen komen voor in de kern van een cel in de wand van een eileider van een vrouw?
A
23
B
46
C
92

Slide 29 - Quiz


In de afbeelding hiernaast zie je de vierling Tessa, Esmé, Lisa en Bo. Ze lijken als vier druppels water op elkaar.
Hoe is deze vierling ontstaan?
A
Uit één bevruchte eicel
B
Uit twee bevruchte eicellen
C
Uit vier bevruchte eicellen

Slide 30 - Quiz


Welke uitspraak is juist?
A
Geslachtscellen bevatten slechts één chromosoom
B
In een zaadcel kan een X-chromosoom voorkomen
C
Alle zaadcellen bevatten hetzelfde geslachtschromosoom
D
Een geslachtscel heeft altijd 24 chromosomen

Slide 31 - Quiz


Hieronder staan enkele codes met vier letters.
Welke van de codes toont een stukje DNA?
A
ABCDBDCA
B
CAEFEAFC
C
GACTATGC
D
TACDDTAC

Slide 32 - Quiz


Uit melk wordt yoghurt gemaakt door er bepaalde soorten bacteriën aan toe te voegen. Deze bacteriën vormen stoffen die de zure smaak van yoghurt veroorzaken.
Er zijn ook bacteriën die het hormoon insuline produceren, doordat bij deze bacteriën het gen van de mens voor insulineproductie is ingebracht.
Is er bij de productie van yoghurt sprake van genetische modificatie?
En bij de productie van insuline in een bacterie?

A
Alleen bij de productie van yoghurt
B
Alleen bij de productie van insuline
C
Bij geen van beide processen
D
Zowel bij de productie van yoghurt als bij de productie van insuline

Slide 33 - Quiz



Bij sommige baby’s die geboren zijn met donker haar, wordt het haar na enkele maanden lichter. Tijdens de puberteit wordt het haar dan weer donkerder.
De kleur van het haar vlak na de geboorte wordt beïnvloed door geslachtshormonen van de moeder. Na een tijdje zijn die uit het bloed van de baby verdwenen. In de puberteit neemt de productie van geslachtshormonen bij het kind toe.
Verandert door de werking van de geslachtshormonen het fenotype voor haarkleur? En verandert het genotype erdoor?
A
Alleen het fenotype verandert
B
Alleen het genotype verandert
C
Zowel het genotype als het fenotype verandert

Slide 34 - Quiz


Wat is de beste methode om de invloed van het milieu op het fenotype te bepalen?
A
Werken met organismen met hetzelfde genotype in dezelfde milieuomstandigheden
B
Werken met organismen met hetzelfde genotype in verschillende milieuomstandigheden
C
Werken met organismen met verschillende genotype in dezelfde milieuomstandigheden
D
Werken met organismen met verschillende genotype in verschillende milieuomstandigheden

Slide 35 - Quiz

Een groep geleerden is erin geslaagd om uit één lichaamscel van een volwassen schaap (de ‘moeder’) een lammetje te laten groeien: Dolly.
Waarmee is de erfelijke relatie tussen Dolly en haar moeder het best te vergelijken?

A
Die is hetzelfde als de relatie tussen broer en zus
B
Die is hetzelfde als de relatie tussen een eeneiige tweeling
C
Die is hetzelfde als de relatie tussen een twee-eiige tweeling
D
Die is hetzelfde als de relatie tussen moeder en dochter

Slide 36 - Quiz


Katherina zegt: De eicel bepaalt het geslacht bij de bevruchting.
Marnix zegt: De chromosomen van de man bestaan uit 22 paar gelijke chromosomen en 1 paar ongelijke chromosomen.
Wie heeft gelijk?

A
Beide hebben gelijk
B
Alleen Katherina heeft gelijk
C
Alleen Marnix heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 37 - Quiz


Zet in de juiste volgorde van klein naar groot.
A
cel-chromosoom-DNA-gen
B
DNA-gen-chromosoom-cel
C
gen-DNA-chromosoom-cel
D
gen-chromosoom-DNA-cel

Slide 38 - Quiz

Wat betekent het begrip transgeen?

Slide 39 - Question ouverte

Wat is genomics?

Slide 40 - Question ouverte

Hypothese van je cijfer!
010

Slide 41 - Sondage

Hoe ging het maken van deze toets?
Leg je antwoord uit!

Slide 42 - Question ouverte

Let op!
  • Extra opdracht op A3 vel
  • Lever deze lesson up netjes in 

Slide 43 - Diapositive