1 vwo - chapitre 2 - voca E+F - phrases-clés, kloktijden, ontkenningen

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

PROGRAMME

• uitleg: kloktijden
• oefenen
• uitleg: ontkenningen (?)

PROGRAMME

• Overhoring voca E+F
• phrases-clés
• Ontkenningen
• Kloktijden

Wat betekent:
vraiment?
qu'est-ce qu'il y a?
l'après-midi

Wat betekent:
Je suis vraiment nul en maths, j'ai un 8 sur 20 de moyenne!

Wat betekent:
Je dois raconter le problème à mes parents.

Wat betekent:
Aujourd'hui, j'ai un exposé en anglais. Demain, j'ai un contrôle pour les SVT.

À quelle heure commence la récré?
Attends, je vais regarder l'emploi du temps. La récré commence de dix heures et quart à dix heures et demie.

Zoek de juiste vertaling van de dagen van de week. 

Sleep blauw naar rood!

maandag

dinsdag

donderdag

woensdag

vrijdag

zaterdag

zondag

vendredi

mercredi

lundi

mardi

jeudi

samedi

dimanche

DE ONTKENNINGEN

Bron H bladzijde 34 van je tekstboek

DE ONTKENNINGEN

niet vertaal je naar het Frans met: ne .... pas 

Op de puntjes komt het werkwoord te staan.

Als het werkwoord begint met een klinker, schrijf je n'.

Bijvoorbeeld: je ne parle pas français = ik spreek geen Frans.

NIET/GEEN = NE .... PAS

Bijvoorbeeld: je ne parle pas français = ik spreek geen Frans.

'ne' komt vòòr het werkwoord.

'pas' komt achter het werkwoord. 

Je cherche mes parents.

Je ne cherche pas mes parents.

Welke 2 franse woordjes gebruik je om de ontkenning te maken? Met welke woorden vertaal je: niet/geen?

Op welke plaats in de zin komen de woordjes 'ne' en 'pas'?

1. voor en na het onderwerp
2. voor en na het lijdend voorwerp
3. voor en na de persoonsvorm

Wanneer schrijf je 'ne' voluit en wanneer schrijf je 'n'?

Wat is het werkwoord in deze zin?
Je suis en cinquième.

1. Je
2. en cinquième
3. suis

Maak de zin ontkennend:
Je suis en cinquième.
met: ne ..... pas

Wat is het werkwoord in deze zin?
Tu aimes les maths?

1. Tu
2. les maths
3. aimes

Maak de zin ontkennend:
Tu aimes les maths?
met: ne ..... pas

Wat is het werkwoord in deze zin?
Nous habitons près de l'école.

1. nous
2. habitons
3. près de l'école

Maak de zin ontkennend:
Nous habitons près de l'école.
met: ne ..... pas

Wat is het werkwoord in deze zin?
C'est pour jeudi.

1. c'
2. est
3. pour
4. jeudi

Maak de zin ontkennend:
C'est pour jeudi.
met: ne ..... pas

Wat is het werkwoord in deze zin?
J'ai une règle.

1. j'
2. ai
3. une règle

Maak de zin ontkennend:
J'ai une règle.
met: ne ..... pas
Let op: vervang 'une' door 'de'!

Het is 9 uur:

Il est neuf heures.

Het is kwart over 9:

Il est neuf heures et quart.

Het is half 9:

Il est huit heures et demie

Het is kwart voor 9:

Il est neuf heures moins le quart

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is 12 uur 's nachts.

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart over negen.

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is half twee.

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart voor zeven.

Welke tijd is het vroegst?

1. sept heures et quart
2. sept heures et demie.
3. sept heures moins le quart

Zet de tijden van vroeg naar laat:

(sleep blauw over rood)

1

2

3

4

5

il est deux heures et quart

il est minuit

il est midi

il est cinq heures et quart

il est deux heures et demie

Ik begrijp de kloktijden.

1. Ja
2. Nee
3. Een beetje