Kern 10 - begrijpend lezen
1 / 20
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
A
De vrouw bakt een taart.
B
De vrouw breit een trui.
C
De vrouw naait.
Slide 2 - Quiz
A
De haai eet een vis.
B
De haai heeft een vin.
C
De haai vliegt.
Slide 3 - Quiz
A
Hij draagt een trui.
B
Hij draagt een hoed.
C
Hij draagt een pet.
Slide 4 - Quiz
A
De vos kijkt boos.
B
De vos kijkt blij.
C
De vos ligt in zijn hol.
Slide 5 - Quiz
Mam bakt een taart.
Freek eet een stuk op.
Freek eet een stuk op.
A
De vriend van Freek krijgt taart.
B
Freek bakt een taart.
C
De taart is voor Freek.
Slide 6 - Quiz
Els gaat naar voetbal.
Ze eet eerst brood.
Ze eet eerst brood.
A
Na de voetbal eet Els brood.
B
Voor de voetbal eet Els brood.
C
Tijdens de voetbal eet Els brood.
Slide 7 - Quiz
Leen gooit de bal.
De bal gaat door de ruit.
De bal gaat door de ruit.
A
Leen is binnen.
B
Leen is buiten.
C
Leen gooit de bal door de ruit.
Slide 8 - Quiz
Dirk drinkt een glas melk.
De melk is warm.
De melk is warm.
A
Dirk drinkt koude melk.
B
Dirk drinkt lauw melk.
C
Dirk drinkt warme melk.
Slide 9 - Quiz
Kas huilt heel hard.
A
B
C
D
Slide 10 - Quiz
De kat pakt de wol.
A
B
C
D
Slide 11 - Quiz
Er zit een wak in het ijs.
A
B
C
D
Slide 12 - Quiz
Pim heeft jeuk.
A
B
C
D
Slide 13 - Quiz
Ans geeft Tim een zoen.
A
B
C
D
Slide 14 - Quiz
Wat voor dier is Pim?
Slide 15 - Question ouverte
Wat eet Pim?
Slide 16 - Question ouverte
Wat moet er op regel 5
staan?
staan?
A
sterk
B
rood
C
ziek
D
bol
Slide 17 - Quiz
Waar zoekt de mus naar?
Slide 18 - Question ouverte
Wie is hij op regel 12?
Slide 19 - Question ouverte
A
B
C
